De dwalingen en innovaties van de Soefi’s (aṣ-Ṣoefiyyah) — het aanroepen van de doden — Shaykh ibn Bāz
Vraagsteller:
Bij ons zijn er veel religieuze geleerden die op trommels slaan binnenin de moskeeën terwijl ze gebruik maken van de madrouf-fluit, wat een soort van muziek is. Hierbij zingen zij Anāshīd die gaan over begraven mensen waarbij ze hen (de doden) vragen om hulp. Wat is uw advies voor hen? Moge Allāh u behouden.
Shaykh ‘Abdel-‘Azīz ibn Bāz:
Zij worden Soefi’s (Ṣoefiyyah) genoemd. En wat zij hebben geïnnoveerd aan Taṣawwoef (Soefisme) is een religieuze innovatie. De oorsprong hiervan is dat er onder de moslims zoehhād (asceten) en mensen van vroomheid & zoehd (ascese) waren die zich zouden toewijden aan het aanbidden en zouden streven naar het verrichten van daden van aanbidding, het lezen/reciteren en het verrichten van dhikr in de moskeeën en de huizen. Dit deden zij uit nastreving van het goede. Vervolgens is de toestand zodanig geëvolueerd totdat zij innovaties en verwerpelijke zaken hebben geïntroduceerd in de religie. Wat hiertoe behoort zijn degenen die de vraagsteller heeft vermeld, nl. degenen die zich toewijden aan het aanbidden d.m.v. het slaan op trommels, het zingen van Anāshīd en liedjes en het gebruiken van instrumenten van vermaak. Dit is verwerpelijke spraak en een innovatie. De geleerden hebben dit afgekeurd. En de grote geleerde Ibn al-Qayyim (رحمه الله) heeft hier uitgebreid over gesproken in zijn boek “Ighāthat al-Lahfān”. En zo ook andere geleerden hebben hier uitgebreid over gesproken. Zij hebben duidelijk gemaakt dat dit valsheid is en dat dit een enorm verwerpelijk kwaad is dat verplicht achterwege moet worden gelaten. En zij (die in de vraag werden vermeld) mogen geen geleerden (‘oelamā’) worden genoemd, want dit zijn geen geleerden. In feite zijn dit onwetenden (djoehhāl). Dit zijn geen geleerden. Sterker nog, zij hebben de mensen doen afdwalen en zij hebben de mensen misleid en in verwarring gebracht. Dus het is niet toegestaan om hen te volgen in deze kwestie, noch is het toegestaan om hen te imiteren (blindvolgen) hierin. Echter moeten zij worden geadviseerd en gericht worden naar het goede. En zij moeten gewaarschuwd worden voor deze verwerpelijke innovatie. En wat nog veel afschuwelijker en erger is dan dit, is dat zij (de Soefi’s) de doden aanroepen (met smeekbeden [doe‘ā]) en hen om hulp vragen in tijden van nood (istighāthah). En dit is Shirk Akbar (een grote vorm van Shirk [polytheïsme]). Dit is de Shirk van al-Djāhiliyyah (pre-islamitische dagen van onwetendheid) en de Shirk die gepleegd werd door Aboe Djahl en zijn gelijken. Het aanroepen van de doden zoals al-‘Aidarous, Shaykh ‘Abdel-Qādir al-Djaylānī, al-Badawī, al-Ḥoesayn of andere mensen. Dit is Shirk Akbar. Dit is hetzelfde als wat werd gedaan door de eerste Moeshrikoen (polytheïsten) die al-Lāt en al-‘Oezzā zouden aanbidden. En dit is hetzelfde als wat de Christenen doen met ‘Īsā (Jezus) en wat andere (polytheïsten) doen. Dit is Shirk Akbar!
Dus wanneer iemand zegt: “O mijn meester (sayyid) die-en-die! Genees mijn zieke!” of, “Breng mijn vermiste terug!” of, “Vervul mijn behoefte!” of “Ik ben onder uw bescherming!” of, “Al-madad, al-madad (help mij, help mij) O mijn meester!” Of zij deze [smeekbede] nu richten aan de Profeet ﷺ, of al-Ḥoesayn (رضي الله عنه), of ‘Alī ibn Abī Tālib (رضي الله عنه), of aan Shaykh ‘Abdel-Qādir al-Djaylānī, al-‘Aidarous, al-Badawī, Nafīsa (bint al-Ḥasan), Fātimah of andere (gestorven) mensen die bekend zijn in Egypte en andere plaatsen. In het zuiden is het al-‘Aidarous en andere mensen (die worden aangeroepen). En in Irak is het al-Djaylānī en andere mensen. Dit alles is een enorm kwaad! En dit alles behoort tot wat de onwetenden en hun gelijken hebben geïnnoveerd. Het aanroepen van de doden, het hulp zoeken van de doden (in tijden van nood), het afleggen van geloftes (an-nadhr) voor hen en het offeren voor hen; dit alles behoort tot ash-Shirk al-Akbar (de grote vorm van Shirk) volgens consensus van de geleerden. Allāh ﷻ zei:
{Zeg: “Voorwaar, mijn gebed..”} Oftewel: zeg O Mohammed tegen de mensen. {“Voorwaar, mijn gebed, mijn Noesoek..”} Oftewel: mijn offer. {..mijn leven en mijn dood zijn voor Allāh (alléén), de Heer der werelden.} {Hij heeft geen deelgenoot..} (Soerat al-An‘ām, 162-163)
Dus Hij heeft het gebed en het slachten (offeren) voor Allāh alléén gemaakt. Hij ﷻ heeft (daarin) geen deelgenoot. En Hij ﷻ zei ook:
{Waarlijk, Wij hebben jou al-Kawthar geschonken.} {Bid daarom tot jouw Heer en offer (voor Hem alléén).} (Soerat al-Kawthar, 1-2)
Dus het gebed en het offeren zijn voor Allāh alléén. Degene die bidt voor iemand anders dan Allāh, wordt een ongelovige. Zo ook degene die offert voor iets of iemand anders dan Allāh [wordt ongelovig]. En Hij ﷻ zei:
{En voorwaar, de moskeeën behoren aan Allāh (alléén) toe; roep daarom niemand naast Allāh aan!} (Soerat al-Djinn, 18)
Dus Hij ﷻ heeft het verboden dat er iemand anders naast Hem wordt aangeroepen (door middel van smeekbeden). En Zijn Uitspraak أحداً {niemand} omvat de Profeten, de Awliyā’ (mv. van Walī) en anderen. Dit woordje (أحداً) is een onbepaald voornaamwoord in de context van een verbod, dus het omvat alle mensen en alle schepsels.
En Hij ﷻ zei:
{En roep naast Allāh niet iemand aan die jou niet kan baten en niet kan schaden. Maar in het geval je dat wel doet, zal je zeker tot de onrechtplegers behoren.} (Soerat Younes, 106) Oftewel: dan zal je tot de Moeshrikoen (polytheisten) behoren.
Buiten Allāh kan geen enkel schepsel baten of schaden. Dit is een algemene omschrijving voor alle schepsels. Zij kunnen allemaal niet baten of schaden behalve door Allāh; Hij ﷻ is Degene Die [de schepsels] in staat stelt om te baten of schaden. Dus het is niet toegestaan om buiten Allāh gelijk welk schepsel aan te roepen; geen afgodsbeeld, geen boom, geen steen, geen Profeet, geen Walī, geen begraven persoon of iets anders. En Hij ﷻ zei ook:
{En ieder die een andere god naast Allāh aanroept waarvoor hij geen bewijs heeft: zijn afrekening is slechts bij zijn Heer. Voorzeker, de ongelovigen zullen niet welslagen.} (Soerat al-Moe’minoen, 117)
Dit heeft Hij dus ongeloof (koefr) genoemd. En Hij heeft ze ongelovigen genoemd. Wij zoeken onze toevlucht bij Allāh! Doordat zij de doden aanroepen, en de afgodsbeelden, bomen en stenen aanroepen.
En Hij ﷻ zei in Zijn Verheven Boek:
{Dat is Allāh, jullie Heer, aan Hem behoort de heerschappij. En degenen die jullie naast Hem aanroepen, hebben over een qitmīr (dadelvliesje) nog geen macht.} (Soerat Fātir, 13)
Dit omvat de afgodsbeelden, de Awliyā’, de Profeten en anderen.
{En degenen die jullie naast Hem aanroepen, hebben over een qitmīr nog geen macht.} Een “qitmīr” is een dadelvliesje. Dit alles valt onder het Bezit (het Koninkrijk) van Allāh ﷻ.
{Als jullie hen aanroepen, dan horen zij jullie aanroep (doe‘ā’) niet. En als zij zouden horen, dan zouden zij (alsnog) jullie (smeekbede) niet verhoren.} Dit (d.w.z. het verhoren) kunnen zij niet.
{En op de Dag der Opstanding zullen zij jullie Shirk verwerpen.} Dus Hij heeft hun daad Shirk genoemd! Hun aanroeping (doe‘ā’) van hen heeft Hij Shirk genoemd. Hij ﷻ zei: {En op de Dag der Opstanding zullen zij jullie Shirk verwerpen.}
Vervolgens zij Hij ﷻ verder: {En niemand brengt jou op de hoogte zoals de Alwetende.} (Soerat Fātir, 14) En dit (d.w.z. de Alwetende) is Allāh ﷻ. Dus Degene Die ons hierover op de hoogte heeft gebracht, is Hij Die (alomvattende) kennis heeft over hun toestand. Hij heeft hun daad Shirk genoemd. En in het vers in Soerat al-Moe’minoen heeft Hij het ongeloof (koefr) genoemd. Hij zei:
{En ieder die een andere god naast Allāh aanroept waarvoor hij geen bewijs heeft..} Iedere ongelovige heeft geen bewijs. {..zijn afrekening is slechts bij zijn Heer. Voorzeker, de ongelovigen zullen niet welslagen.} (Soerat al-Moe’minoen, 117)
En Hij ﷻ zei:
{En wie is er verder afgedwaald dan hij die naast Allāh [anderen] aanbidt die hem, tot de Dag der Opstanding, niet kunnen verhoren? En die zich (zelfs) niet bewust zijn van hun aanroeping (tot hen).} {En als de mensheid verzameld is worden zij vijanden voor hen en zullen zij hun aanbidding ontkennen.} (Soerat al-Aḥqāf, 5-6)
En de Profeet ﷺ zei: «De doe‘ā (smeekbede) is de aanbidding.» Dus hij heeft hier doe‘ā tot de aanbidding zelf gemaakt. Dit toont de grote status aan van doe‘ā. Dus indien iemand zegt, “O mijn meester die-en-die! Genees mijn zieke! Breng mijn behoefte terug! Breng mijn vermiste terug! Bemiddel voor mij (bij Allāh)! Al-madad, al-madad (help mij, help mij)!” of indien hij offert voor hem (de dode), dan heeft hij verschillende vormen van Shirk gepleegd!
En in deze betekenis zei de Profeet ﷺ: «Allāh vervloekt degene die offert voor iets/iemand anders naast Allāh.» Dit is overgeleverd door Imām Moeslim in zijn Ṣaḥīḥ, van de overlevering van de leider der gelovigen ‘Alī ibn Abī Tālib (رضي الله عنه) die zei:
“De Boodschapper van Allāh ﷺ heeft mij (de volgende) vier zinnen verteld: «Allāh vervloekt degene die offert voor iets/iemand anders naast Allāh. Allāh vervloekt degene die zijn ouders vervloekt. Allāh vervloekt degene die een innoveerder (of crimineel) beschermt (toevlucht verleent). Allāh vervloekt degene die de aanduidingen voor de grenzen op aarde verandert (verlegt).»“
Dit zijn vier zaken waarbij de dader ervan werd vervloekt door Allāh ﷻ. De ergste hiervan is het offeren voor iemand anders naast Allāh, waarbij men door [het offeren van] een koe, kameel, schaap, kalf of kip toenadering zoekt tot iemand anders naast Allāh zoals de doden of afwezigen. Dit is Shirk Akbar!
En er is overgeleverd door Imām Aḥmed (رحمه الله) met een goede overleveringsketen van Tāriq ibn Shihāb (رضي الله عنه) dat hij (de Profeet ﷺ) zei: «Twee mannen kwamen voorbij een volk die een afgodsbeeld hadden. Niemand kon hen voorbij, behalve door eerst iets voor hun afgodsbeeld te offeren. Zij zeiden tegen één van de twee mannen: “Offer iets.” Hij antwoordde: “Ik heb niets om te offeren.” Zij zeiden: “Offer iets. Ook al is het een vlieg.” Hierop offerde hij een vlieg en lieten zij hem gaan, waarna hij het Hellevuur binnentrad.» Dus dit was een vlieg waarmee hij toenadering zocht tot iemand anders naast Allāh. Een vlieg! De Profeet ﷺ zei verder: «Zij zeiden tegen de andere man: “Offer iets.” Hij zei: “Ik zou nooit iets offeren voor iemand anders dan Allāh عز وجل.” Waarna zij zijn hoofd afhakten en hij het Paradijs binnentrad.»
Dit toont dus aan dat het zoeken van toenadering tot iemand anders dan Allāh door middel van aanbiddingen zoals het offeren, het verrichten van smeekbedes (doe‘ā), het zoeken van hulp in tijden van nood (istighāthah), het afleggen van geloftes (nadhr) of dergelijke daden, een grote vorm van Shirk (toekenning van deelgenoten aan Allāh ﷻ) is. Ook al is het object waarmee toenadering wordt gezocht iets verachtelijk, zoals een vogel, een duif, een vlieg of dergelijke. Dus hoe zit het dan met degene die toenadering zoekt door het offeren van een kameel, koe, schaap of kalf? Zijn Shirk is nog erger! Wij zoeken toevlucht bij Allāh hiertegen.
Dus waar het om gaat, is dat hetgeen wat verricht wordt door die mensen aan aanroeping van de doden en het zoeken van hun hulp, een grote vorm van Shirk is. En wat zij doen van slaan op trommels, het zingen, het fluitspelen en andere vormen van vermaak, dit behoort tot de verwerpelijke zaken. En het feit dat zij dit doen als aanbidding, maakt het een innovatie (bid‘ah). Dit is geïnnoveerd door de Soefi’s. Het kwaad van de Ṣoefiyyah is enorm! Wij vragen Allāh om hen te leiden. Zij hebben veel innovaties geïntroduceerd. Wij vragen Allāh om hen te leiden en terug te brengen naar het juiste pad.
En wat verplicht is voor hen, en voor de anderen, is dat zij terugkeren naar het Boek van Allāh en de Soennah van Zijn Boodschapper ﷺ. En dat zij het pad bewandelen van de Profeet ﷺ en zijn Metgezellen. Dit is de (ware) leiding. Dit is het rechte pad waarop de Profeet ﷺ en zijn metgezellen zich op bevonden. Dit is het rechte pad. Het is niet toegestaan voor de Soefi’s, noch voor anderen, om de weg van de Profeet ﷺ in de steek te laten en een andere weg te innoveren. Nee! De daden van aanbidding zijn “tawqīfiyyah” (d.w.z. ze zijn slechts gebaseerd op openbaring). Niemand mag iets nieuws introduceren in de religie van Allāh ﷻ. Daarom zegt Allāh ﷻ:
{En dat dit Mijn Pad is, een recht Pad. Volg het dan en volg geen andere paden, want die zullen jullie doen afsplitsen van Zijn Pad.} (Soerat al-An‘ām, 153)
Er is overgeleverd door Imām Aḥmed en anderen, door Moḥammed ibn Naṣr al-Marwazī in zijn boek “as-Soennah” en door een andere groep met een authentieke overleveringsketen van ‘Abdoellāh ibn Mas‘oed (رضي الله عنه) dat hij zei:
“De Boodschapper ﷺ heeft een rechte lijn getekend en zei: «Dit is het Pad van Allāh.» Vervolgens tekende hij andere lijnen aan de rechter- en linkerkant ervan en zei hij: «Dit zijn (andere) paden; op elk pad bevindt zich een duivel die ernaar uitnodigt.»“
Dus al deze paden die werden geïntroduceerd door de Soefi’s en hun gelijken, zijn allemaal van de duivels. Het zijn allemaal paden waar de duivel naartoe uitnodigt. Daarom is het verplicht dat men op zijn hoede is hiervoor.
En de duivels zijn twee soorten: menselijke duivels en djinn-duivels. Ieder persoon die het Pad van Allāh verlaat en opstandig is tegenover de Wetgeving van Allāh, is een duivel. De menselijke duivels zijn de uitnodigers naar Shirk van de Soefi’s, en anderen dan hen. Dit zijn de menselijke duivels. En de djinn-duivels zijn er veel. Daarom is het verplicht dat we op onze hoede zijn voor de menselijke duivels en de djinn-duivels. Ieder persoon die uitnodigt naar iemand naast Allāh of naar innovaties, behoort tot de menselijke duivels. En indien hij een djinn is, dan behoort hij tot de djinn-duivels.
Dus wat verplicht is voor diegenen die werden vermeld door de vraagsteller in het zuiden of elders, is dat zij berouw tonen aan Allāh, terugkeren naar Hem, vergiffenis vragen (aan Allāh) voor wat ze hebben gedaan en spijt hebben hiervan. En dat zij hun religie hernieuwen (d.w.z. opnieuw praktiseren op de juiste manier) en hetzelfde pad bewandelen als de Boodschapper en zijn Metgezellen. Zij dienen het pad te bewandelen van de Boodschapper van Allāh ﷺ & zijn metgezellen, het pad dat werd bewandeld door degenen die hen nauwkeurig volgden (at-tābi‘īn)..
Bron: binbaz.org.sa
Vertaling: moskee el albani
Zie ook:
“O Mensheid! Aanbid Jullie Heer Die Jullie Heeft Geschapen” — Shaykh Rabī‘ al-Madkhalī