De preek van Iblīs (de duivel) aan de ongelovigen op de Dag des Oordeels — Tafsīr ibn Kathīr

{En de satan zei, nadat de zaak besloten was: “Voorwaar, Allah heeft jullie een Belofte gedaan, een ware Belofte. En ik heb jullie een belofte gedaan, maar ik heb jullie bedrogen. En ik had geen macht over jullie, behalve dat ik jullie heb uitgenodigd (om mij te volgen) en jullie mij gehoor gaven. Dus verwijt mij niets, maar verwijt julliezelf. Ik kan jullie niet helpen, noch kunnen jullie mij helpen. Voorwaar, ik verwerp het dat jullie mij voorheen als deelgenoot (aan Allah) toekenden. Voorwaar, voor de onrechtplegers is er een pijnlijke Bestraffing.” En degenen die geloven en goede daden verrichten zullen in Tuinen worden toegelaten waaronder rivieren stromen, voor eeuwig (vertoeven zij) daarin, met de Toestemming van hun Heer. Hun groet daarin zal zijn: “Salām.”} (14:22-23)
Ibn Kathīr رحمه الله zei in de uitleg van deze verzen:
Allāh ﷻ informeert over de woorden die Iblīs—moge Allāh hem vervloeken—tot zijn volgelingen zal richten, zodra Allāh heeft geoordeeld tussen Zijn dienaren, de gelovigen het Paradijs heeft binnengeleid en de ongelovigen hun plaats in de graden van de Hel heeft toegewezen. Op dat moment zal Iblīs—moge Allāh hem vervloeken—tegen hen zeggen, om hun verdriet, verlies en ellende nog te verergeren: {Allāh heeft jullie een Belofte gedaan, een ware Belofte} door middel van Zijn boodschappers, door jullie te beloven dat als jullie hen volgden, jullie gered en beschermd zouden worden. Dit was een ware belofte en een oprechte mededeling. Wat mij (Iblīs) betreft: ik heb jullie een belofte gedaan, maar ik heb die niet nagekomen, zoals Allāh ﷻ zegt:
{Hij (de satan) doet hun beloftes en wekt valse verlangens bij hen op, en datgene wat de satan hun belooft is niets anders dan bedrog.} (4:120)
Vervolgens zal hij (Iblīs) tegen hen zeggen: {Ik had geen macht over jullie} oftewel: ik had geen enkel bewijs of argument dat de waarheid aantoonde van hetgeen waartoe ik jullie opriep. {..behalve dat ik jullie heb uitgenodigd (om mij te volgen) en jullie mij gehoor gaven}, terwijl de boodschappers tegen jullie de duidelijke bewijzen en authentieke argumenten hebben gevestigd die de waarheid van hun boodschap bevestigden. Maar jullie verzetten je tegen hen, en dat heeft jullie naar deze toestand geleid. {Dus verwijt mij niets} vandaag, {maar verwijt julliezelf}, want de zonde rust op jullie, aangezien jullie de bewijzen hebben verworpen en mij enkel op basis van mijn valse oproep hebben gevolgd. {Ik kan jullie niet helpen} – ik kan jullie niet baten noch redden uit de situatie waarin jullie verkeren. {..noch kunnen jullie mij helpen} – jullie kunnen mij niet baten noch mij redden van de bestraffing en kwelling die ik onderga. {Ik verwerp het dat jullie mij voorheen als deelgenoot (aan Allāh) toekenden.} Qatādah zei: “Dat wil zeggen, vanwege het feit dat jullie mij ooit als deelgenoot aan Allāh toeschreven.” Ibn Djarīr zei: “Ik verwerp het dat ik ooit een deelgenoot van Allāh ﷻ was.” En zijn mening is de meest correcte, zoals Allāh ﷻ zegt:
{En wie is er verder afgedwaald dan degene die naast Allāh datgene aanroept wat hem tot de Dag der Opstanding niet kan verhoren (d.w.z. datgene wat hem nooit kan verhoren)? En zij (d.w.z. de valse goden) zijn zich onbewust van hun smeekbede. En wanneer de mensen worden verzameld, zullen zij (d.w.z. hun valse goden) hun vijanden zijn en zullen zij hun aanbidding verloochenen.} (46:5-6)
{Welnee! Zij (d.w.z. de valse goden) zullen hun aanbidding verloochenen en zij zullen (op de Dag der Opstanding) tegen hen zijn.} (19:82)
Wat betreft zijn uitspraak: {Voorwaar, voor de onrechtplegers..} oftewel: zij die zich van de waarheid hebben afgekeerd en de leugen hebben gevolgd {..is er een pijnlijke Bestraffing}. De schijnbare betekenis van het vers is dat Iblīs hen dit zal zeggen nadat zij de Hel zijn binnengegaan. Moḥammed Ibn Ka‘b Al-Qoradhī (moge Allāh hem genadig zijn) zei:
Wanneer de bewoners van de Hel zullen zeggen: {Of wij nu klagen of geduldig zijn, er is voor ons geen ontsnapping meer} zal Iblis tegen hen zeggen: {Voorwaar, Allah heeft jullie een Belofte gedaan, een ware Belofte. En ik heb jullie een belofte gedaan, maar ik heb jullie bedrogen..} Bij het horen van zijn woorden zullen zij (de bewoners van de Hel) zichzelf verafschuwen, en zal er tegen hen worden gezegd: {“De Afschuw van Allāh voor jullie (tijdens jullie wereldse leven) was groter dan jullie afschuw voor elkaar (op deze Dag), toen jullie werden opgeroepen tot het geloof, maar niet geloofden.”} (40:10)
Vervolgens, nadat Allāh ﷻ de uiteindelijke bestemming van de ongelukkigen heeft vermeld en wat zij hebben ondergaan van vernedering en straf – en dat hun spreker (woordvoerder) Iblīs is – wendde Hij zich tot de staat van de gelukkigen: {En degenen die geloven en goede daden verrichten zullen in Tuinen worden toegelaten waaronder rivieren stromen} vrij stromend waar zij ook gaan en waar zij zich ook bevinden. {..voor eeuwig (vertoeven zij) daarin} – ze zullen er voor altijd in blijven, zonder dat zij ervan worden verdreven of weggehaald, {met de Toestemming van hun Heer. Hun groet daarin zal zijn: “Salām (vrede).”} Zoals Allāh zegt:
{..totdat zij het (Paradijs) hebben bereikt, (dan) zullen de poorten hiervan worden geopend. En de bewakers ervan zullen tegen hen zeggen: “Salāmoen ‘Aleykoem (vrede zij met jullie).} (39:73)
{En de Engelen zullen via elke poort bij hen binnentreden. (Zeggende:) “Salāmoen ‘Aleykoem (vrede zij met jullie), vanwege jullie geduld. Geweldig is de Eindbestemming (in het Hiernamaals).”} (13:23-24)
{En daarin zullen zij ontvangen worden met begroeting en Salām.} (25:75)
{Hun manier van verzoeken daarin zal zijn: “SoebḥānakAllāhoemma” en hun groet daarin zal zijn: “Salām.” En de afsluiting van hun verzoek zal zijn: “Alḥamdoelillāhi Rabbil-‘Ālamīn.”} (10:10)
Bron: Saḥīḥ Tafsīr Ibn Kathīr, deel 3, blz. 98-100, met authenticatie gebaseerd op het werk van Shaykh Aḥmed Shākir en Shaykh Moḥammed Nāṣir Ad-Dīn Al-Albānī
Zie ook:
