De regels omtrent het vegen over de khoeff, sokken, gips, pleisters, khimār, enz.
De “khoeff”: Dit is wat men draagt op de voet, gemaakt van leer of iets dergelijks, en het meervoud is “khifāf”. Alles wat men op de voeten draagt, zoals wol of iets dergelijks, wordt gelijkgesteld aan de khoeff.
De regelgeving over het vegen over de khoeff en het bewijs daarvoor
Het vegen over de khoeff is toegestaan volgens de consensus van Ahloes-Soennah wal-Djamā‘ah. Het is een rokhṣah (vergunning, toelating, concessie) van Allāh ﷻ om het Zijn dienaren gemakkelijker te maken en hen te behoeden voor ongemak en moeilijkheden. Het bewijs voor de toelaatbaarheid ervan komt zowel uit de Soennah als uit de consensus (idjmā‘).
Wat betreft de Soennah: de authentieke overleveringen zijn overvloedig en bevestigen dat de Profeet ﷺ dit heeft gedaan, opgedragen en toegestaan.
Imām Aḥmed, moge Allāh hem genadig zijn, zei: “Ik heb geen enkele twijfel over het vegen (over de khoeff), er zijn veertig overleveringen van de Profeet ﷺ hierover.” Met zijn woorden bedoelde hij: Ik heb geen enkele twijfel over de toelaatbaarheid ervan.
Al-Ḥasan al-Baṣrī zei: “Zeventig metgezellen van de Boodschapper van Allāh ﷺ hebben mij verteld dat hij over de khoeff veegde.” Een van deze overleveringen is die van Djarīr ibn ‘Abdillāh, die zei: “Ik zag de Boodschapper van Allāh ﷺ urineren, daarna verrichtte hij de Wodoe en veegde hij over zijn khoeff.”
De geleerden van Ahloes-Soennah wal-Djamā‘ah zijn het erover eens dat het toegestaan is om erover te vegen, zowel tijdens het reizen als wanneer men niet op reis is, en of het nu wordt gedaan voor een noodzaak of iets anders.
Evenzo is het toegestaan om over sokken te vegen, wat gedragen wordt op de voet van iets anders dan leer, zoals stof of iets dergelijks, en dit wordt nu “shoerrāb” (sokken) genoemd. Omdat deze gelijk zijn aan de khoeff in de behoefte van de voet eraan, en de reden dat ze worden gedragen is hetzelfde. Sokken worden nu zelfs meer gedragen dan de khoeff, dus is het toegestaan erover te vegen als ze de voeten bedekken.
De voorwaarden voor het vegen over de khoeff en alles wat de plaats ervan neemt (zoals sokken)
Deze voorwaarden zijn:
1. Het dragen ervan terwijl men in een staat van rituele reinheid is: Zoals overgeleverd door al-Moeghīrah die zei: “Ik was met de Profeet ﷺ op reis, en ik wilde zijn khoeff uitdoen, maar hij zei: ‘Laat ze, want ik deed ze aan terwijl ik rein was.’ Toen veegde hij erover.”
2. Ze moeten het te wassen deel van de voet bedekken: Dat wil zeggen, het deel dat verplicht gewassen moet worden (in de Wodoe), moet bedekt zijn. Als een deel van het te wassen deel zichtbaar (d.w.z. onbedekt) is, is het vegen ongeldig[1].
3. Ze moeten toegestaan zijn: Het is niet toegestaan om te vegen over iets wat gestolen of op onrechtmatige wijze verkregen is, of over zijde voor mannen, want het dragen ervan is een zonde, en daarmee wordt de rokhṣah niet verleend.
4. Ze moeten in hun essentie rein zijn: Het is niet toegestaan om te vegen over iets dat onrein (nadjis) is, zoals hetgeen gemaakt is van de huid van een ezel.
5. Het vegen moet plaatsvinden binnen de wettelijk vastgestelde tijd: Voor een ingezetene (niet-reiziger) is dit een dag en een nacht, en voor een reiziger drie dagen met hun nachten.
Dit zijn vijf voorwaarden voor de geldigheid van het vegen over de khoeff, die de geleerden hebben afgeleid uit de profetische teksten en algemene stelregels. Deze moeten in acht worden genomen wanneer men van plan is om te vegen.
De wijze van het vegen en de beschrijving ervan
Het deel van de khoeff (of sokken) dat geveegd moet worden, is de bovenkant. En de verplichting hierin, is wat wordt beschouwd als vegen. De manier van vegen is dat men het grootste deel van de bovenkant van de khoeff veegt, zoals beschreven in de ḥadīth van al-Moeghīrah ibn Shoe‘bah, waarin hij beschrijft hoe de Boodschapper van Allāh ﷺ over zijn khoeff veegde tijdens de Wodoe. Hij zei: “Ik zag de Profeet ﷺ over zijn khoeff vegen, over de bovenkant ervan.”
Het is niet voldoende om de onderkant of de hiel te vegen en het is ook niet voorgeschreven in de Soennah. Zoals ‘Alī (moge Allāh tevreden met hem zijn) zei: “Als de religie gebaseerd was op opinies, dan zou het vegen van de onderkant van de khoeff geschikter zijn dan de bovenkant. Maar ik heb de Profeet ﷺ de bovenkant van zijn khoeff zien vegen.” Als men zowel de bovenkant als de onderkant zou vegen, dan is het wel geldig, maar afkeurenswaardig.
De duur van de veegperiode
De duur van het vegen over de khoeff (of sokken) voor een ingezetene (niet-reiziger) en iemand die reist, maar niet in aanmerking komt voor de verkorting van het gebed, is een dag en een nacht. Voor iemand die reist en in aanmerking komt voor de verkorting van het gebed, is het drie dagen en hun nachten. Dit is gebaseerd op de ḥadīth van ‘Alī (moge Allāh tevreden met hem zijn) die zei: “De Boodschapper van Allāh ﷺ stelde drie dagen en hun nachten vast voor de reiziger, en een dag en een nacht voor de ingezetene.”
Wat het vegen ongeldig maakt
Het vegen wordt ongeldig door het volgende:
1. Als iets gebeurt wat de Ghoesl (grote rituele wassing) verplicht maakt, dan wordt het vegen ongeldig, zoals overgeleverd door Ṣafwān ibn ‘Assāl die zei: “De Profeet ﷺ beval ons, wanneer we op reis waren, onze khoeff gedurende drie dagen en nachten niet uit te trekken, behalve bij djanābah (sexuele onreinheid, hetgeen Ghoesl vereist).”
2. Als een deel van de voet zichtbaar wordt, dan wordt het vegen ongeldig.
3. Het uittrekken van de khoeff (of sokken) maakt het vegen ongeldig. Het uittrekken van één khoeff is hetzelfde als het uittrekken van beide volgens de meerderheid van de geleerden.
4. Het verstrijken van de toegestane veegperiode maakt het vegen ongeldig, omdat het vegen beperkt is tot een bepaalde tijd door de Wetgever, en het is niet toegestaan om deze periode te verlengen volgens de betekenis van de overleveringen die de tijdsduur bepalen.
Het begin van de veegperiode
De veegperiode begint te tellen vanaf het moment dat een persoon zijn rituele reinheid verbreekt (dus: zijn Wodoe verbreekt) na het aantrekken van de khoeff. Als iemand bijvoorbeeld Wodoe verricht voor het Fajr-gebed, de khoeff aantrekt, en vervolgens bij zonsopgang zijn Wodoe verbreekt en daarna de Wodoe niet verricht, en pas de Wodoe verricht net vóór het dhuhr-gebed, dan begint de veegperiode te tellen vanaf zonsopgang, toen hij zijn Wodoe verbrak. Sommige geleerden zeggen dat de veegperiode begint vanaf het moment dat hij de Wodoe verricht net vóór het dhuhr-gebed, dat wil zeggen, vanaf het moment dat hij [de eerste keer] veegt nadat zijn Wodoe was verbroken.
Het vegen over de spalk, tulband, en de hoofdbedekking van vrouwen
De spalk: Dit zijn stokken/latten of iets dergelijks, zoals gips, dat wordt aangebracht op een breuk om deze te herstellen en te laten helen. Men mag hierover vegen (indien die plek gewassen moet worden in de Wodoe of Ghoesl). Evenzo mag men vegen over een verband (pleister) en omwikkelingen die op wonden worden aangebracht. Al deze dingen mogen geveegd worden, mits ze de noodzaak niet overschrijden (in hun grootte en omvang). Als ze groter zijn dan nodig, moet men het overtollige weghalen (indien dat deel gewassen moet worden).
Het is toegestaan om erover te vegen bij zowel de kleine als de grote rituele onreinheid (dus bij zowel de Wodoe als de Ghoesl), en er is geen specifieke tijdslimiet voor het vegen erover. Men mag vegen tot het moment van verwijdering of genezing van wat eronder zit. Het bewijs hiervoor is dat het vegen over de spalk een noodzaak is, en noodzaken worden beoordeeld naar hun omvang, zonder onderscheid tussen beide vormen van onreinheid.
Evenzo is het toegestaan om over de tulband (‘imāmah) te vegen, dat is wat gebruikt wordt om het hoofd te bedekken en eromheen gewikkeld wordt. Het bewijs hiervoor is de ḥadīth van al-Moeghīrah ibn Shoe‘bah (moge Allāh tevreden met hem zijn) waarin hij zegt: “De Profeet ﷺ veegde over zijn tulband, zijn voorhoofd (voorlok) en zijn khoeff.” En de ḥadīth: “De Profeet ﷺ veegde over de khoeff en de khimār (d.w.z. de tulband).”
Er is geen specifieke tijdslimiet voor het vegen erover, maar als men uit voorzorg handelt en de tulband alleen veegt wanneer deze gedragen wordt in een staat van reinheid en binnen de vastgestelde veegperiode voor de khoeff, is dat een goede zaak.
Wat betreft de khimār van de vrouwen, waarmee zij hun hoofd bedekken, is het beter dat zij er niet over vegen, behalve als er sprake is van ongemak & moeilijkheden bij het afnemen, of als er een ziekte is aan het hoofd of iets dergelijks. Als het hoofd bedekt is met henna of iets dergelijks, dan is het toegestaan om erover te vegen, wegens de handeling van de Profeet ﷺ. Over het algemeen geldt dat de reiniging van het hoofd (in de Wodoe) enige flexibiliteit en gemak kent voor deze Oemmah (gemeenschap).
Bron: al-Fiqh al-Moeyassar, pg. 24 en verder (hier vind je ook alle referenties terug van de genoemde aḥādīth)
Zie ook:
Het oordeel over het vegen over de schoenen en het vervolgens uitdoen ervan om te bidden
Ibn ‘Uthaymeen: Removing the Socks One has Wiped Over Does not Break the Wudhoo’
Voetnoten:
- Indien de sokken gaten bevatten, is het geen probleem om erover te vegen, zolang het nog steeds een sok kan worden genoemd, zie deze fatwa van Shaykh ‘Oethaymīn[↩]