Regels omtrent al-I‘tikāf in de moskee (al-Fiqh al-Moeyassar)

Hoofdstuk: Al-I‘tikāf
[Eerste kwestie: Definitie van al-i‘tikāf en het oordeel erover]
1. Definitie:
Taalkundig: al-i‘tikāf betekent het ‘bij iets blijven’ en ‘jezelf eraan houden’.
In de islamitische wetgeving: het betekent dat een moslim die onderscheidingsvermogen bezit, zich in een moskee terugtrekt (daarin verblijft) omwille van de aanbidding en gehoorzaamheid van Allāh ﷻ.
2. Het oordeel erover:
- Het is een Soennah en een manier om dichter tot Allāh te komen. Dit blijkt uit het Woord van Allāh ﷻ: {..dat jullie Mijn Huis zullen reinigen voor degenen die de tawāf verrichten, degenen die daarin verblijven (i‘tikāf) en degenen die daarin neerbuigen en neerknielen.} (2:125)
- Dit vers wijst erop dat de i‘tikāf zelfs bij vroegere gemeenschappen was voorgeschreven. Ook zegt Allāh ﷻ: {En heb geen geslachtsgemeenschap met hen (jullie vrouwen), terwijl jullie i‘tikāf in de moskeeën verrichten.} (2:187)
- En (in een overlevering) van ‘Āishah (moge Allāh tevreden met haar zijn) staat: “De Profeet (ﷺ) verbleef tijdens de laatste tien dagen van de Ramadān in i‘tikāf, totdat Allāh zijn ziel wegnam.”
- De moslims zijn het er unaniem over eens dat al-i‘tikāf voorgeschreven is en als Soennah geldt. Het wordt niet verplicht voor iemand—tenzij hij het zichzelf verplicht, bijvoorbeeld door middel van een gelofte die hij aflegt (nadhr).
[Tweede kwestie: De voorwaarden van al-i‘tikāf]
Al-i‘tikāf is een daad van aanbidding met bepaalde voorwaarden die in acht genomen moeten worden om geldig te zijn. Deze voorwaarden zijn:
De persoon die i‘tikāf doet moet een verstandige (niet-krankzinnige) moslim zijn die onderscheidingsvermogen (tamyīz) bezit:
Al-i‘tikāf is niet geldig voor een ongelovige, iemand die krankzinnig is, of een kind dat geen onderscheidingsvermogen (tamyīz) bezit. Puberteit en mannelijkheid zijn echter geen voorwaarde: i‘tikāf is ook geldig voor een nog niet volwassen kind dat onderscheidingsvermogen bezit, en voor een vrouw.De intentie (niyyah):
Gebaseerd op de uitspraak van de Profeet (ﷺ): “Voorwaar, de daden worden slechts beoordeeld naargelang de intenties.” De persoon in i‘tikāf moet dus de intentie hebben om zich te houden aan de plek waarin hij i‘tikāf verricht, als een daad van toenadering en aanbidding tot Allāh ﷻ.De i‘tikāf moet plaatsvinden in een moskee (masjid):
Dit blijkt uit het Woord van Allāh ﷻ: {En heb geen geslachtsgemeenschap met hen (jullie vrouwen), terwijl jullie i‘tikāf in de moskeeën verrichten.} (2:187)Eveneens volgt dit uit de praktijk (Soennah) van de Profeet (ﷺ), die de i‘tikāf altijd in de moskee deed. Er is geen overlevering dat hij ooit elders in i‘tikāf verbleef.
Dat het gemeenschappelijk gebed (ṣalātoel‑djamā‘ah) wordt gehouden in de moskee waarin men i‘tikāf verricht:
Dit geldt wanneer de periode van i‘tikāf overlapt met een verplicht gebed en de persoon die in i‘tikāf is behoort tot degenen waarvoor het verplicht is om te bidden met de gemeenschap. Want wie i‘tikāf doet in een moskee waarin geen gemeenschappelijk gebed wordt gehouden, moet ofwel het gemeenschappelijk gebed achterwege laten terwijl dit verplicht is voor hem, of hij moet telkens de moskee verlaten voor elk verplicht gebed (om te gaan bidden in een nabije moskee waarin het gemeenschappelijk gebed wél wordt gehouden), hetgeen indruist tegen het doel van i‘tikāf.Voor een vrouw echter is i‘tikāf geldig in iedere moskee, ongeacht of er gemeenschappelijke gebeden worden gehouden of niet. Dit geldt zolang haar i‘tikāf niet leidt tot fitnah (verleiding, beproeving). Indien er fitnah uit voortkomt, wordt het haar verboden.
Het is beter dat de moskee waar men i‘tikāf doet ook het vrijdaggebed (djoemoe‘ah) aanbiedt, maar dit is geen voorwaarde om aan i‘tikāf te mogen doen.
Reinheid van de grote staat van onreinheid (al‑ḥadath al‑akbar):
I‘tikāf is niet geldig voor iemand die in staat van djanābah (grote rituele onreinheid) verkeert, noch voor een vrouw die menstrueert (ḥayḍ) of kraambloedingen (nifās) heeft, omdat het voor hen niet toegestaan is in de moskee te verblijven.
Wat het vasten betreft: dat is geen voorwaarde voor i‘tikāf. Dit blijkt uit de overlevering van Ibn ‘Omar (moge Allāh tevreden zijn met hen beiden) dat ‘Omar (moge Allāh tevreden zijn met hem) zei: “O Boodschapper van Allāh, ik heb in de periode vóór de islam (djāhiliyyah) een gelofte (nadhr) afgelegd om één nacht in al-Masjid al‑Ḥarām (de Heilige Moskee) in i‘tikāf te gaan.” De Profeet (ﷺ) antwoordde: “Kom je gelofte na.” Als vasten een voorwaarde zou zijn geweest, dan was een i‘tikāf in de nacht ongeldig geweest omdat er ’s nachts niet wordt gevast. Aangezien het twee afzonderlijke aanbiddingen zijn, is de aanwezigheid van de ene geen voorwaarde voor de andere.
[Derde kwestie: De periode van al-i‘tikāf, de aanbevolen handelingen (moestaḥabbāt) en wat is toegestaan (moebāḥ) voor iemand in i‘tikāf]
De duur en het tijdstip van i‘tikāf:
Het (verplichte) fundament van i‘tikāf is dat men een bepaalde tijd in de moskee verblijft. Als men niet daadwerkelijk in de moskee verblijft, komt i‘tikāf niet tot stand.Over de minimumduur van i‘tikāf verschillen de geleerden van mening. De meest correcte mening – in-shā-Allāh – is dat er geen vastgestelde minimumduur is. Met andere woorden: i‘tikāf is geldig, zelfs als het verblijf maar kort is. Toch is het beter om niet korter dan een dag of een nacht te verblijven, omdat er geen overlevering bekend is waarin de Profeet (ﷺ) of een van zijn metgezellen i‘tikāf deed voor minder dan dat.
De beste periode om i‘tikāf te doen zijn de laatste tien dagen van Ramadān, op basis van de eerdergenoemde overlevering van ‘Āishah (moge Allāh tevreden met haar zijn): “De Profeet (ﷺ) verbleef tijdens de laatste tien dagen van de Ramadān in i‘tikāf, totdat Allāh zijn ziel wegnam.” Als men in een andere periode i‘tikāf wil doen, is dat toegestaan, maar het heeft niet de voorkeur vergeleken met de laatste tien dagen van de Ramadān.
En wie de intentie heeft om tijdens de laatste tien dagen van de Ramadān i‘tikāf te verrichten, bidt het fadjr-gebed op de ochtend van de 21e dag in de moskee waar hij wil verblijven voor i‘tikāf, en begint vervolgens aan zijn i‘tikāf. De i‘tikāf eindigt bij zonsondergang op de laatste dag van de Ramadān.
Aanbevolen handelingen (moestaḥabbāt):
I‘tikāf is een vorm van aanbidding waarbij de dienaar alleen is met zijn Schepper en zich onttrekt aan alles wat hem afleidt van Allāh. Het is daarom aanbevolen voor de persoon in i‘tikāf om zich volledig toe te leggen op aanbidding, waarbij hij veel bidt, Allāh gedenkt, smeekbeden verricht, de Koran reciteert, berouw toont, vergiffenis vraagt en andere daden van gehoorzaamheid uitvoert die hem dichter bij Allāh brengen.Wat is toegestaan voor de persoon in i‘tikāf (al‑moe‘takif):
Het is toegestaan voor de moe‘takif (de persoon in i‘tikāf) om de moskee te verlaten voor zaken die echt noodzakelijk zijn, zoals om te eten en te drinken wanneer niemand anders dat voor hem kan brengen, om zijn behoefte te doen (toiletgang), om de wodoe (kleine rituele wassing) te verrichten en zich te wassen van djanābah (grote rituele onreinheid).En het is de moe‘takif toegestaan om met mensen over nuttige zaken te praten en naar hun toestand te vragen. Maar praten over zaken die geen nut hebben en niet noodzakelijk zijn, gaat in tegen het doel van i‘tikāf en waar het voor is voorgeschreven.
Het is hem ook toegestaan dat sommige familieleden of verwanten hem bezoeken en dat hij enige tijd met hen praat. Bovendien mag hij zijn plaats van i‘tikāf verlaten om hen uitgeleide te doen. Dit blijkt uit de overlevering van Ṣafiyyah (moge Allāh tevreden met haar zijn), die zei: “De Boodschapper van Allāh (ﷺ) verbleef in i‘tikāf. Ik kwam ’s nachts bij hem, sprak met hem, stond toen op en vertrok. Daarop stond hij met mij op om mij terug naar huis te begeleiden.”
Verder is het de moe‘takif toegestaan om te eten, te drinken en te slapen in de moskee, mits hij de moskee onderhoudt en schoon houdt.
[Vierde kwestie: Wat al-i‘tikāf ongeldig maakt]
Al-I‘tikāf wordt ongeldig door de volgende zaken:
Het opzettelijk verlaten van de moskee zonder noodzaak, zelfs wanneer dit voor een korte tijd is. Dit is gebaseerd op de overlevering van ‘Āishah (moge Allāh tevreden met haar zijn): “Hij (de Profeet) ging—als hij in i‘tikāf was—het huis niet binnen, behalve wanneer het nodig was.”
Daarnaast maakt het verlaten van de moskee dat het onafgebroken verblijf wordt verbroken, terwijl dit juist een fundamenteel onderdeel van i‘tikāf is.Geslachtsgemeenschap, ongeacht of dit ’s nachts gebeurt of buiten de moskee. Dit blijkt uit het Woord van Allāh ﷻ: {En heb geen geslachtsgemeenschap met hen (jullie vrouwen), terwijl jullie i‘tikāf in de moskeeën verrichten.} (2:187)
Onder dezelfde categorie valt ook het (bewust) tot een zaadlozing komen door seksuele lust, zonder daadwerkelijke geslachtsgemeenschap, zoals zelfbevrediging (istimnā’) of fysiek intiem contact met de echtgenote buiten de geslachtsdaad.
Het verliezen van het verstand, bijvoorbeeld door waanzin of dronkenschap. Hierdoor valt men niet langer onder de mensen die tot aanbidding in staat zijn.
Menstruatie (ḥayḍ) en kraambloedingen (nifās), aangezien een vrouw in deze staat niet in de moskee mag verblijven.
Afvalligheid (riddah), omdat dit haaks staat op het verrichten van aanbidding. Allāh ﷻ zegt namelijk: {Voorwaar, als jij Shirk (afgoderij) zou plegen, dan zouden al jouw daden zonder meer tenietgaan.} (39:65)
Bron: al-Fiqh al-Moeyassar (met introductie van Shaykh Ṣāliḥ Āle-sh-Shaykh), pg. 167 en verder (hier vind je ook alle referenties terug van de genoemde overleveringen)
Vertaling: moskee el albani