Een verdediging van de Profeten tegen de laster in de Bijbel
بِسْمِ اللهِ الرَّحْمَـٰنِ الرَّحِيمِ
De nobele geleerde al-Qortobī, geboren rond het jaar 1214 na Chr. in Córdoba, Spanje, zei: “Er is consensus dat de Profeten en Boodschappers onfeilbaar waren met betrekking tot grote zonden. De Profeten en Boodschappers pleegden nooit grote zonden, verachtelijke daden of immorele, eerloze handelingen.” (Tafsīr al-Qortobī 1/308)
De Alwetende Schepper van het universum koos de besten van de mensheid uit om Zijn boodschap over te brengen aan de mensen.
{Allāh kiest Boodschappers uit de engelen en uit de mensen..} (Soerah Al-Ḥajj 22:75)
De verdraaide versies van het Oude en Nieuwe Testament in handen van de joden en christenen zitten vol met leugens en laster, waarin de Profeten worden beschuldigd van schandelijke, verachtelijke daden waarvan de gemiddelde persoon zich zou schamen deze te begaan. Het geloof dat onze Schepper immorele mannen zou kiezen om Zijn boodschap over te brengen, is godslasterlijk.
♦ Profeet Adam, vrede zij met hem, en de laster van de erfzonde
De Bijbel beweert dat toen Adam zondigde, hij zonde en de dood in de wereld bracht. (Romeinen 5:12)
De Koran daarentegen informeert ons dat Allāh Adam heeft uitgekozen als een van Zijn nobele Profeten: {Voorwaar, Allāh heeft Adam, Noach, de familie van Abraham en de familie van ‘Imrān boven de ‘ālamīn (mensen en djinn van hun tijd) verkozen.} (Soerah Āli ‘Imrān 3:33)
De Koran informeert ons ook dat Adam berouw toonde over zijn zonde: {Toen ontving Adam van zijn Heer [enkele] woorden, en Hij aanvaardde zijn berouw. Voorwaar, Hij is de Berouwaanvaardende, de Meest Genadevolle.} (Soerah Al-Baqarah 2:37)
♦ Profeet Noach (Noeḥ), vrede zij met hem, en de laster van dronkenschap
De Bijbel beweert dat Noach dronken werd en naakt was. (Genesis 9:21)
De Bijbel beweert ook dat de jongste zoon van Noach—Kanaän—hem naakt zag en dat Noach hem vervloekte toen hij wakker werd. (Genesis 9:25)
De Koran daarentegen informeert ons dat Noach een van de rechtschapen dienaren van Allāh was: {Vrede zij met Noach onder alle schepsels. Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners. Voorwaar, hij was een van Onze gelovige dienaren.} (Soerah Aṣ-Ṣāffāt 37:79-81)
De Koran informeert ons ook dat Kanaän de zoon van Noach was die weigerde aan boord van het schip te gaan tijdens de zondvloed: {Het (de ark) voer met hen te midden van de golven als bergen, en Noach riep tot zijn zoon die alleen (op het land) stond: “O mijn zoon! Ga met ons mee aan boord en wees niet met de ongelovigen.”} (Soerah Hoed 11:42)
De geleerde Ibn Kathīr zei in zijn uitleg van het vers {Noach riep tot zijn zoon..} dat dit zijn vierde zoon was. Zijn naam was Kanaän en hij was een ongelovige. Zijn vader riep hem op om te geloven en mee aan boord van het schip te gaan, zodat hij niet met de ongelovigen zou verdrinken.
♦ Profeet Lot (Loeṭ), vrede zij met hem, en de laster van incest
De Bijbel beweert dat Profeet Lot zijn dochters aanbood voor ontucht aan de homoseksuelen. (Genesis 19:8)
De Bijbel beweert ook dat Profeet Lot dronken werd en incest pleegde met zijn twee dochters, wat resulteerde in hun beider zwangerschap. (Genesis 19:31-36)
De Koran daarentegen informeert ons dat Lot een van de nobele Profeten was, ver verwijderd van dergelijke kwaadaardige beschuldigingen: {En Ismaël, Elisa (al-Yasa‘), Jonas (Younes) en Lot—en allen verkozen Wij boven de ‘ālamīn (mensen en djinn van hun tijd).} (Soerah Al-An‘ām 6:86)
De Koran informeert ons ook dat Lot de homoseksuelen adviseerde om te trouwen met de vrouwen van zijn volk in plaats van homoseksualiteit te begaan: {[Lot] zei: “Dit zijn mijn dochters (om op wettige wijze mee te trouwen), als jullie [iets op toegestane wijze willen] doen.”} (Soerah Al-Ḥidjr 15:71)
De geleerde Shaykh al-‘Oethaymīn legt uit dat Lot verwees naar de vrouwen van zijn volk als zijn dochters omdat de Profeten een status hebben als vaderfiguur voor hun respectieve volkeren.
♦ Profeet David (Dāwoed), vrede zij met hem, en de laster van overspel
De Bijbel beweert dat Profeet David overspel pleegde, een complot smeedde om de echtgenoot van zijn minnares te doden, en dat Profeet Salomo (Soelaymān) voortkwam uit die affaire. (2 Samuel 11)
De Koran daarentegen informeert ons dat onze Schepper Zijn genade schonk aan Profeet David: {En voorzeker, Wij schonken David (Dāwoed) een gunst van Ons (zeggende): “O bergen! Verheerlijk [Allāh] samen met hem! En jullie ook, o vogels!” En Wij maakten het ijzer zacht voor hem.} (Soerah Saba’ 34:10)
♦ Profeet Salomo (Soelaymān), vrede zij met hem, en de laster van afgoderij
De Bijbel beweert dat Profeet Salomo aan het einde van zijn leven afvallig werd en afgoden begon te aanbidden. (1 Koningen 11)
De Koran daarentegen informeert ons dat Profeet Salomo een gezegend man was: {En aan David (Dāwoed) gaven Wij Salomo (Soelaymān). Wat een uitmuntende dienaar! Voorwaar, hij keerde altijd berouwvol [tot Ons] terug.} (Soerah Ṣād 38:30)
♦ Profeet Jakob (Ya‘qoeb), vrede zij met hem, en de laster van diefstal
De Bijbel beweert dat Profeet Jakob stal en bedroog. (Genesis 27)
De Koran informeert ons echter dat Profeet Jakob een toegewijde man was met een diep religieus inzicht: {En gedenk Onze dienaren: Abraham (Ibrāhīm), Isaak (Isḥāq) en Jakob (Ya‘qoeb)—allen bezitters van kracht (in aanbidding) en van religieus inzicht (begrip).} (Soerah Ṣād 38:45)
♦ Profeet Aäron (Haroen), vrede zij met hem, en de laster van het gouden kalf
De Bijbel beweert dat Profeet Aäron een gouden kalf maakte voor de joden om te aanbidden. (Exodus 32)
De Koran daarentegen informeert ons dat Profeet Aäron door Allāh werd gezonden als een genade: {En Wij schonken hem (d.w.z. Mozes) zijn broer Aäron (Haroen), [ook] een Profeet, uit Onze Genade.} (Soerah Maryam 19:53)
De Koran informeert ons ook dat het niet Profeet Aäron, maar as-Sāmirī was die het beeld van het kalf maakte: {Toen nam hij (d.w.z. as-Sāmirī) voor hen het beeld van een kalf (uit het vuur) wat leek te loeien. Zij zeiden: “Dit is jullie god en de god van Mozes, maar hij (Mozes) is [zijn god] vergeten.”} (Soerah Ṭā-Hā 20:88)
♦ De laster over de zus van Mozes (Moesā) en Aäron (Haroen)
De Bijbel beweert dat de zus van Mozes en Aäron hem belasterde omdat hij met een Ethiopische vrouw trouwde, en dat zij werd vervloekt en melaats werd. (Numeri 12)
De Koran daarentegen informeert ons dat de zus van Mozes een nobele, intelligente en moedige vrouw was: {Toen ging je zus en zei: “Zal ik jullie wijzen op iemand die voor hem kan zorgen?” Zo brachten Wij jou bij jouw moeder terug, zodat zij blij zou zijn en niet zou treuren.} (Soerah Ṭā-Hā 20:40)
♦ Profeet Abraham (Ibrāhīm), vrede zij met hem, en de laster over zijn vrouw en de koning
De Bijbel beweert dat de vrouw van Profeet Abraham—Sara—zijn halfzus was! En dat hij haar aan de koning gaf om als vrouw te nemen in ruil voor vee. (Genesis 12)
De Koran informeert ons echter dat Profeet Abraham een eervolle Profeet was, zodanig dat Allāh hem als een boezemvriend (khalīl) nam: {En Allāh nam Abraham als een boezemvriend (khalīl).} (Soerah An-Nisā’ 4:125)
Wat betreft het verhaal van Abraham, zijn vrouw en de koning, heeft de Profeet Moḥammed (ﷺ) het ware verhaal verteld in een authentieke overlevering. Hij zei: “Abraham heeft alleen op drie gelegenheden een leugen verteld, waarvan twee omwille van Allāh: toen hij zei: ‘Ik ben ziek,’ en toen hij zei: ‘Ik heb dit niet gedaan, maar het grote beeld heeft het gedaan.’ De derde was toen Abraham en Sara (zijn vrouw) op reis waren en door het gebied van een tiran gingen. Iemand zei tegen de tiran: ‘Deze man (Abraham) wordt vergezeld door een zeer aantrekkelijke vrouw.’ De tiran liet Abraham halen en vroeg hem naar Sara, zeggende: ‘Wie is deze vrouw?’ Abraham zei: ‘Zij is mijn zus.’ Abraham ging naar Sara en zei: ‘O Sara! Er zijn geen gelovigen op aarde behalve jij en ik. Deze man heeft mij naar jou gevraagd, en ik heb gezegd dat jij mijn zus bent, dus spreek mijn woorden niet tegen.’ De tiran liet Sara halen, en toen zij naar hem toe ging, probeerde hij haar met zijn hand vast te grijpen, maar zijn hand verstijfde en hij werd onthutst. Hij vroeg Sara: ‘Bid tot Allāh voor mij, en ik zal je geen kwaad doen.’ Sara bad tot Allāh, en hij werd genezen. Hij probeerde haar opnieuw vast te grijpen, maar zijn hand werd nog stijver en hij raakte meer in paniek dan voorheen. Hij smeekte Sara opnieuw: ‘Bid tot Allāh voor mij, en ik zal je geen kwaad doen.’ Sara bad opnieuw tot Allāh, en hij werd weer genezen. Hij riep toen een van zijn wachters die haar had gebracht en zei: ‘Je hebt mij geen mens gebracht, maar een duivel.’ De tiran gaf vervolgens Hagar als dienstmeisje aan Sara. Sara keerde terug naar Abraham terwijl hij aan het bidden was. Abraham vroeg, wijzend met zijn hand: ‘Wat is er gebeurd?’ Sara antwoordde: ‘Allāh heeft het boze plan van de ongelovige (of immorele persoon) verpest en heeft mij Hagar gegeven voor dienst.’” (Ṣaḥīḥ al-Boekhārī 3358)
♦ Profeet Jezus (‘Īsā), vrede zij met hem, en de laster van aanspraak op goddelijkheid
De Bijbel zegt… de Bijbel zegt NIET dat Jezus zou hebben beweerd goddelijk te zijn! Toch is dit de basis voor het christendom.
De Koran informeert ons dat Profeet Jezus een gezegende Profeet en nederige dienaar van zijn Schepper was: {Hij (Jezus) zei: ‘Voorwaar! Ik ben een dienaar van Allāh; Hij heeft mij de Schrift gegeven en mij tot een Profeet gemaakt. En Hij heeft mij gezegend, waar ik ook ben.’} (Soerah Maryam 19:30-31)
♦ Profeet Jezus, vrede zij met hem, en de laster van het respectloos zijn tegenover zijn moeder
De Bijbel beweert dat Profeet Jezus zijn moeder in het bijzijn van de discipelen respectloos behandelde. (Johannes 2)
De Koran daarentegen informeert ons dat Profeet Jezus plichtsgetrouw en goed was tegenover zijn moeder: {En [Hij maakte mij] plichtsgetrouw jegens mijn moeder, en Hij heeft mij geen ellendige tiran gemaakt.} (Soerah Maryam 19:32)
♦ Profeet Jezus, vrede zij met hem, en de laster dat hij alle Profeten van diefstal beschuldigde
De Bijbel beweert dat Profeet Jezus alle Profeten voor hem dieven noemde. (Johannes 10)
De Koran informeert ons echter dat Profeet Jezus de boodschap van de Profeten voor hem bevestigde: {En [gedenk] toen Jezus (‘Īsā), zoon van Maria (Maryam), zei: “O, Kinderen van Israël! Ik ben voor jullie de Boodschapper van Allāh, ter bevestiging van wat er vóór mij is van de Thora..”} (Soerah Aṣ-Ṣaff 61:6)
♦ De grote laster tegen Maria (Maryam), de moeder van Jezus
De joden beschuldigen Maria ervan een prostituee te zijn. (Talmud: Sanhedrin 106)
De Koran daarentegen informeert ons dat Maria een kuise vrouw was en de beste vrouw op aarde: {En Maria, de dochter van ‘Imrān, die haar kuisheid bewaakte.} (Soerah At-Taḥrīm 66:12)
En: {En [gedenk] toen de engelen zeiden: ‘O Maria, voorwaar, Allāh heeft jou verkozen en jou gezuiverd, en jou verkozen boven de vrouwen van de schepping.’} (Soerah Āli ‘Imrān 3:42)
♦ De ontkenning van Profeet Moḥammed, vrede zij met hem
De Koran informeert ons dat Profeet Moḥammed (ﷺ) wordt genoemd in de Thora en het Evangelie: {[Zij zijn] degenen die de Boodschapper volgen—de ongeletterde Profeet waarover bij hen, in de Thora en in het Evangelie, geschreven is..} (Soerah Al-A‘rāf 7:157)
De Thora verwijst naar Profeet Moḥammed, vrede zij met hem, in het boek Deuteronomium 18:18, zoals vermeld door de geleerde Ibn al-Qayyim.
Het Evangelie verwijst naar hem in het boek Johannes 1:21.
Deze laster toont verder aan dat de Bijbel die door de joden en christenen vandaag wordt gelezen, niet afkomstig is van de Schepper, maar eerder een verdraaiing (vervalsing) is: {En voorwaar, onder hen is er een groep die het Boek met hun tongen verdraaien, zodat jullie denken dat het van het Boek is, maar het is niet van het Boek. En zij zeggen: “Dit is van Allāh,” maar het is niet van Allāh; en zij spreken een leugen tegen Allāh terwijl zij het weten.} (Soerah Āli ‘Imrān 3:78)
Bron: mtws.org
Artikel samengesteld door: Rasheed ibn Estes Barbee
Vertaling naar Nederlands door: moskee el albani
Zie ook: