Het belang van het gezamenlijke gebed in de moskee — Shaykh ‘Arafāt ibn Ḥasan

Shaykh ‘Arafāt ibn Ḥasan zei in een telelink met Moskee El Albani op 18 juli 2025:
In de Naam van Allāh, en alle lof zij Allāh, en vrede en zegeningen zij met de Boodschapper van Allāh. Ik getuig dat er geen god is die het recht heeft om aanbeden te worden behalve Allāh — Hij alleen, zonder deelgenoten — en ik getuig dat Moḥammed Zijn dienaar en Boodschapper is – moge Allāh’s vrede en zegeningen met hem, zijn familie en zijn metgezellen zijn. Voorts:
Voorwaar, het meest waarachtige woord is het Woord van Allāh, en de beste leiding is de leiding van Moḥammed (ﷺ). En de slechtste zaken zijn de nieuw geïntroduceerde zaken (in de religie), want elke nieuw geïntroduceerde zaak is een innovatie (bid‘ah), en elke bid‘ah is een dwaling, en elke dwaling leidt naar het Vuur. Voorts:
In deze gezegende en, inshā’ Allāh, vruchtbare bijeenkomst richt ik een kort woord tot onze broeders, studenten van de kennis, in België. Ook zullen we daarna antwoorden op de vragen die zijn binnengekomen via het kanaal van onze broeders – studenten van de kennis – afkomstig uit Marokko, via het kanaal Ahl al-Ḥadīth wal-Athar. We beginnen, inshā’ Allāh, met het woord dat gericht is aan onze broeders in België, in het kader van een conferentie georganiseerd door de studenten van kennis, de eerwaardige mashāyikh (Aboe Ayyoeb en Gamāl ibn Rabee‘) die deze conferentie in België houden. Deze conferentie gaat over het Boek van de Tawḥīd en over de beschrijving van het gebed.
Ik zal spreken over een zaak die verband houdt met de ḥadīth over de zeven (soorten mensen) die Allāh op de Dag des Oordeels in Zijn schaduw zal plaatsen. En ik zal uit die ḥadīth het volgende kiezen: het woord van de Profeet (ﷺ): “…en een man wiens hart gehecht is aan de moskeeën.”
Wat betekent “moe‘allaq fī al-masājid”? De betekenis is dat hij wordt vergeleken met iemand die als het ware in de moskee hangt, alsof hij een lamp (qindīl) is die in de moskee is opgehangen. Hoewel zijn lichaam zich buiten de moskee bevindt, is zijn hart vanwege zijn liefde voor de moskee en zijn sterke verbondenheid ermee alsof het voortdurend binnen is, als een vaste lamp. Daarom is er in een overlevering (zoals bij al-Ṭayālisī en Aḥmed in az-Zoehd) vermeld: “…gehecht aan de moskeeën vanwege zijn liefde ervoor.”
Dus dit is een geweldige zaak – een zaak die sommige mensen verwaarlozen, terwijl zij zich niet bewust zijn van de enorme verdienste die verbonden is aan deze moskeeën. Wanneer je naar de moskee loopt, schrijft Allāh jouw stappen (sporen) op. En als je loopt naar het gezamenlijke gebed, wist Allāh daarmee je zonden uit. En wanneer Allāh je zonden uitwist, dan verhoogt Hij ook je graden (in het Paradijs). En als je in het donker naar de moskee loopt, dan zegt de Profeet ﷺ: “Geef blijde tijdingen aan degenen die in het donker naar de moskeeën lopen dat zij een volledig licht op de Dag der Opstanding zullen hebben.”
En daar komt nog bij: één van de verdiensten van het gebed of het naar de moskee gaan, is dat als je een volledige wodoe’ verricht, Allāh jouw zonden vergeeft. Zoals vermeld in Ṣaḥīḥ Moeslim: “Wie zijn wodoe’ volledig verricht en vervolgens naar het verplichte gebed loopt…” – aan het einde van de ḥadīth staat: “…dan vergeeft Allāh hem zijn zonden.” Kijk dus naar al deze geweldige verdiensten waar wij vaak achteloos aan voorbijgaan.
De Profeet ﷺ heeft ook lof uitgesproken over degene die bidt aan de rechterzijde van de rijen. In de overlevering (zoals bij Aboe Dāwoed en anderen) staat: “Voorwaar, Allāh en Zijn engelen zenden zegeningen over degenen aan de rechterzijde van de rijen.”
En daar komt bij: de verdienste van het zeggen van “Āmīn”. Als jij Āmīn zegt tegelijk met de imām, en jouw uitspraak komt overeen met die van de engelen, dan wordt je vroegere zonden vergeven, zoals vermeld in de overlevering: “Wie zijn ‘Āmīn’ laat samenvallen met dat van de engelen, voor hem worden zijn eerdere zonden vergeven.” Al deze zaken zijn geweldige verdiensten. Wij vragen Allāh, Geprezen en Verheven zij Hij, om ons tot de mensen van deze verdiensten te maken.
Daarbovenop is er ook de bekende verdienste van het gezamenlijke gebed: Het gezamenlijke gebed is beter dan het gebed van iemand die alleen bidt met zevenentwintig graden, zoals staat in Ṣaḥīḥ al-Boekhārī, en in sommige overleveringen: met vijfentwintig graden. Al-Ḥāfiẓ ibn Ḥadjar – moge Allāh hem genadig zijn – toen hij deze ḥadīth uitlegde, wilde hij duidelijk maken waarom het gezamenlijke gebed zoveel beter is dan het individuele gebed. Hij – en anderen – hebben gezegd, en dit is ook wat al-Ḥāfiẓ noemde, en wat ik zelf eerder heb vermeld en verspreid: er zijn zevenentwintig redenen waarom het gezamenlijke gebed deze verdienste heeft.
Ten eerste: het gezamenlijke gebed is beter omdat je de moe’adhdhin (de oproeper tot het gebed) beantwoordt met de intentie om naar het gebed in gemeenschap te gaan. Wanneer je de adhān hoort, laat je al je bezigheden vallen en geef je gehoor aan de oproep.
Ten tweede: je streeft ernaar het gezamenlijke gebed bij het begin van de tijd te verrichten, dus je komt vroeg.
Ten derde: je loopt naar de moskee met rust en waardigheid, zoals voorgeschreven.
Daarbovenop: je geeft gehoor aan de oproep van Allāh door naar Zijn huis te komen. Dan verricht je taḥiyyatoe-l-masjid (de begroeting van de moskee), en je spreekt de smeekbede uit bij het binnentreden van de moskee. Vervolgens wacht je op het gezamenlijke gebed, en in die tijd verdien je beloning: de engelen zenden zegeningen over je, vragen vergeving voor jou en getuigen van jouw aanwezigheid. Dan verricht de moeqīm de iqāmah, en ook daar geef jij gehoor aan door mee te bidden. Al deze handelingen bevatten beloning en verdienste.
Bovendien, wanneer je met de gemeenschap bidt, ben je beschermd tegen de shaytān. Want wanneer de shaytān de adhān en de iqāmah hoort, vlucht hij. Al deze gunsten zijn niet aanwezig wanneer je in je eentje bidt. Ze zijn er niet als je alleen thuis bidt.
Daarna ga je met de imam staan en wacht je totdat hij de takbīrat al-iḥrām uitspreekt, waarna jij met hem het gebed binnengaat – en dit alles is omwille van Allāh en op Zijn pad. Je haalt de eerste takbīrah, en het halen daarvan is iets groots.
Vervolgens sta je in de rij, maak je de rijen recht, sluit je de openingen, en streef je ernaar om vooraan te staan en de eerste rij te bereiken. Ook ontvang je de beloning die is genoemd voor het beantwoorden van de imam: wanneer hij zegt “Sami‘a Allāhoe liman ḥamidah” zeg jij: “Rabbanā wa laka al-ḥamd.”
Wanneer je met de gemeenschap bidt, ben je in de meeste gevallen beveiligd tegen vergissingen (sahw), en het helpt je om khoesoe‘ (nederigheid en aandacht in het gebed) te bereiken, en je bidt terwijl de engelen rondom jullie aanwezig zijn. Je luistert naar de recitatie van de imam, waar je profijt van hebt. Je hoort hoe hij de Qor’ān reciteert en tajwīd toepast in zijn recitatie, en je profiteert van zijn recitatie en tajwīd.
Zonder twijfel is het gezamenlijke gebed een manier om de uiterlijke kenmerken van de islam zichtbaar te maken en te verheffen. Al deze redenen maken duidelijk waarom het gezamenlijke gebed beter is dan het gebed van iemand alleen. Daar komt nog bij dat de shaytān hierdoor vernederd wordt. Waarom? Omdat hij dit soort bijeenkomsten haat: hij houdt niet van eenheid, niet van samenwerking, en niet van gezamenlijke aanbidding. Hij roept juist op tot luiheid, uitstel en gemakzucht. Maar wanneer jij opstaat, vroeg gaat en met de gemeenschap bidt, dan verneder je daarmee de shaytān.
Ook ontsnap je hiermee aan het gedrag van de huichelaars (moenāfiqīn), want zij zijn de mensen van het pronken met de daden (riyā’) en de mensen van luiheid. Allāh zegt over hen: {En wanneer zij tot het gebed opstaan, staan zij lui op.} [4:142]
Daarbovenop profiteer je van de smeekbeden en het gedenken van Allāh in het algemeen, want daarin zit zegen en veel goeds. En wanneer je met de gemeenschap bidt, zie je je buren en je broeders, wat leidt tot meer verbondenheid en onderlinge zorg: jij zorgt voor hen en zij zorgen voor jou, jij vraagt naar hen en zij vragen naar jou.
Wat betreft het Āmīn zeggen: zoals eerder genoemd, als jouw Āmīn overeenkomt met dat van de engelen, dan ontvang je vergeving. En als je luistert en aandachtig bent bij de recitatie van de imam, dan ontvang je ook beloning en grote verdiensten.
Dus dit zijn enkele van de voordelen voor degene wiens hart gehecht is aan de moskeeën vanwege zijn liefde ervoor. Op de Dag der Opstanding zal hij, als hij komt, door Allāh (ﷻ) beschut worden in die geweldige schaduw.
Bovendien oefent de shaytān vooral invloed uit op degene die alleen is. Daarom heeft de Profeet ﷺ gezegd dat de reiziger die alleen reist vergezeld wordt door een shaytān, en twee reizigers worden vergezeld door twee shaytāns, maar drie reizigers vormen een groep. En net zoals de wolf zich richt op het schaap dat zich heeft afgezonderd, zo is ook de shaytān de wolf van de mens: hij pakt degene die zich afzondert. De Profeet ﷺ heeft gewaarschuwd tegen het alleen reizen en heeft gezegd: “Houd je aan de djamā‘ah, aan de ‘āmmah, en aan de moskee.” Zo is het overgeleverd in sommige riwāyāt.
Imām al-Albānī – moge Allāh hem genadig zijn – heeft als authentiek verklaard dat de Profeet ﷺ heeft gezegd: “Wie veertig dagen in gemeenschap bidt en de takbīrah al-iḥrām (de openings-takbīr) meemaakt, voor hem schrijft Allāh twee vrijwaringen: een vrijwaring van het Vuur en een vrijwaring van hypocrisie (nifāq).” Overgeleverd door at-Tirmidhī, en dit is zowel marfoe‘ (toegeschreven aan de Profeet) als mawqoef (toegeschreven aan een metgezel) overgeleverd.
Ook geldt voor het gezamenlijke gebed: hoe meer mensen eraan deelnemen, hoe groter de beloning. Hoe talrijker de biddenden, hoe zuiverder en verdienstelijker het gebed is – dus hoe zal het dan zijn met iemand die alleen bidt?
Daarom heeft de Profeet ﷺ gezegd, zoals vermeld in Soenan Abī Dāwoed: “Het gebed van een man samen met een ander is zuiverder dan zijn gebed alleen, en zijn gebed met twee andere mannen is zuiverder dan zijn gebed met één andere man…” – en zo gaat de ḥadīth verder.
De Profeet ﷺ heeft de enorme verdienste van het ‘ishā’- en fadjr-gebed verduidelijkt, omdat de huichelaars (moenāfiqīn) zich het vaakst onttrekken aan juist deze twee gebeden. Ze verschuilen zich in het donker. De metgezellen beschouwden het achterblijven bij deze gebeden als een teken van hypocrisie, en het was zelfs bekend wie de huichelaars waren op basis van wie niet kwam. Ibn ‘Omar – moge Allāh tevreden met hem zijn – zei: “Wanneer een man het fadjr-gebed niet meebidt (met de gemeenschap), denken wij slecht over hem.” Waarom? Omdat hij mogelijk bij de mensen van de huichelarij hoort.
Daarom zei de Profeet ﷺ: “Als zij wisten wat er aan beloning is in het verrichten van het ‘ishā’- en fadjr-gebed (in gemeenschap), dan zouden zij ernaartoe komen, zelfs al moesten zij kruipen.” De man zou dan op zijn handen en knieën, en zelfs op zijn achterwerk kruipend komen, als hij maar wist welke beloning Allāh heeft toebedeeld aan het ‘ishā’- en fadjr-gebed.
Dit alles is een aanmoediging om deze twee grote gebeden bij te wonen in gemeenschap, want:
– Wie het ‘ishā’-gebed in gemeenschap bidt, het is alsof hij de helft van de nacht in gebed heeft gestaan.
– En wie (ook) het fadjr-gebed in gemeenschap bidt, het is alsof hij de hele nacht in gebed heeft gestaan.
(Overgeleverd in Ṣaḥīḥ Moeslim)
En wat betreft het in de bescherming van Allāh zijn, ook dat is bevestigd in een authentieke ḥadīth: “Wie het fadjr-gebed in gemeenschap verricht, is in de bescherming van Allāh.”
Al deze verdiensten en teksten uit de overleveringen zijn – en alle lof is aan Allāh – authentiek. Wat nu overblijft is: het handelen, het streven, het zich haasten en wedijveren in het goede, zodat iemand op de Dag der Opstanding met beloningen komt zo groot als bergen. Hoewel deze daden aan de buitenkant eenvoudig lijken, zijn ze voor iedereen uitvoerbaar. Kijk maar: wij zien ouderen met gebogen ruggen in de eerste rij, wij zien hen bij het fadjr-gebed nog vóór de adhān naar de moskee komen. Zij doen hun uiterste best om in de bescherming van Allāh te zijn, want in een overlevering staat: “Wie deze bescherming verbreekt, Allāh zal hem in het Vuur werpen.”
De Profeet ﷺ heeft ook duidelijk gemaakt dat wie het fadjr-gebed verricht, daarna blijft zitten om Allah te gedenken tot de zon opkomt, en vervolgens twee rak’ahs bidt, Allah voor hem de beloning opschrijft van een ḥajj en een ʿomrah. En in sommige overleveringen staat: “…met de beloning van een volledige ḥajj en ʿomrah, volledig, volledig, volledig.”
Wat zegt dit ons? Dat het gemeenschapsgebed iets groots is. Want wie er van wegblijft – zonder geldige reden – behoort tot de mensen van nifāq (huichelarij). Zoals Ibn Mas‘oed zei – moge Allāh tevreden met hem zijn – in Ṣaḥīḥ Moeslim: “Als jullie thuis zouden bidden zoals deze achterblijver dat doet, dan zouden jullie de Soennah van jullie Profeet verlaten hebben. En als jullie de Soennah van jullie Profeet verlaten, dan raken jullie afgedwaald.”
Daarom, als we kijken naar de teksten uit het Boek van Allāh en de Soennah van de Boodschapper ﷺ, dan zien we dat het gezamenlijke gebed behoort tot de grootste vormen van aanbidding, en dat het verplicht is – een individuele verplichting (farḍ ‘ayn). Het is verplicht voor elke moslim die verstandig en volwassen is, en niet op reis, niet ziek, en geen geldige excuses heeft zoals angst of gevaar. Voor zo iemand is het verplicht om met de moslims te bidden, in gemeenschap, in de moskeeën van de moslims.
Allāh heeft bevolen: {En buigt neer met degenen die neerbuigen.} [2:43], en Hij heeft ons gewaarschuwd dat de shaytān vat op ons krijgt wanneer we ons afzonderen – vooral in dorpen en plaatsen waar het vrijdaggebed en het gezamenlijke gebed niet worden verricht.
Het achterblijven van het gezamenlijke gebed is een kenmerk van de huichelaars, en het heeft een slechte uitkomst in dit leven en in het Hiernamaals. De Profeet ﷺ was zelfs van plan om de huizen van degenen die het gezamenlijke gebed verlieten, in brand te steken. Zo ernstig was deze zaak in zijn ogen. En hij gaf geen vrijstelling aan een blinde man die geen gids had om hem naar de moskee te brengen. Toen de man hem vroeg of hij thuis mocht bidden, zei de Profeet ﷺ: “Ik vind geen vrijstelling voor jou.” [Overgeleverd in Ṣaḥīḥ Moeslim]
Wees dus waakzaam! Vooral omdat er onder de geleerden een groep is – al is die klein – die zegt dat het gebed van iemand die zonder geldig excuus het gezamenlijke gebed (in de moskee) verlaat, zelfs ongeldig is. Dit standpunt is onder andere verdedigd door Shaykh al-Islām Ibn Taymiyyah, en het is ook het standpunt van de Ẓāhiriyyah wetschool. Hoe dan ook, Allāh zegt in de Qur’an: {En buigt neer met degenen die neerbuigen.} [2:43]
En zelfs in situaties van grote angst en oorlog verliet de Profeet ﷺ het gezamenlijke gebed niet, want het is Allāh die hem ermee heeft bevolen: {En wanneer jij onder hen bent en voor hen het gebed leidt, laat dan een groep van hen met jou bidden terwijl zij hun wapens dragen. En wanneer zij zich neerknielen, laat hen dan achter jullie gaan en laat een andere groep die nog niet heeft gebeden, dan met jou bidden, terwijl zij waakzaam zijn en hun wapens dragen.} [4:102]
Ook de vele overleveringen over het verbranden van de huizen van degenen die het gezamenlijke gebed verlieten, zijn te vinden in Ṣaḥīḥ al-Boekhārī en Ṣaḥīḥ Moeslim. De Profeet ﷺ, die ons bevolen is als voorbeeld te nemen en na te volgen, hoe groot was zijn zorg voor het gezamenlijke gebed! En hoe groot was ook de zorg van de salaf voor het gezamenlijke gebed! We vinden talloze overleveringen van de metgezellen en de tābi‘īn waarin blijkt hoe sterk zij hechtten aan het gezamenlijk gebed – met de grootste zorg en toewijding.
De Profeet ﷺ, zelfs in zijn ziektebed tijdens zijn stervensdagen, bleef vragen: “Hebben de mensen gebeden?” En zij antwoordden: “Zij wachten op u, O Boodschapper van Allāh.” Toen zei hij: “Breng water in een kom voor mij.” Zij brachten hem water, hij verrichtte de ghoesl, maar viel flauw vanwege de ernst van zijn ziekte (ﷺ). Wanneer hij weer bijkwam, was het eerste wat hij vroeg: “Hebben de mensen gebeden?” En zij zeiden: “Zij wachten op u.” En telkens wanneer hij ghoesl verrichtte, viel hij weer flauw, en telkens wanneer hij bijkwam, was zijn eerste vraag: “Hebben de mensen gebeden?”
En toen hij wist dat hij niet meer in staat was om het gebed te leiden, beval hij: “Beveel Aboe Bakr aṣ-Ṣiddīq om de mensen in het gebed te leiden.” Toen trad Aboe Bakr naar voren en leidde de mensen in het gebed in die dagen waarin de Profeet ﷺ niet meer kon uitgaan naar de moskee, en niet meer kon opstaan vanwege de hevigheid van zijn ziekte en het naderende moment van zijn dood – vrede en zegeningen zij met hem.
Lees in de biografieën, lees in de levensbeschrijvingen, lees in de biografieën van de salaf onder de tābi‘īn en de metgezellen: je zult zien dat zij de mensen waren die het meest vasthielden aan, en zich het meest inspanden voor het gezamenlijke gebed. Sommigen van hen verkortten zelfs hun passen en liepen langzaam naar de moskee om zoveel mogelijk stappen en beloning te verkrijgen. Ook de gezagsdragers hechtten veel belang aan het gezamenlijke gebed: zij onderwezen hun kinderen, ondervroegen hen, moedigden hen aan om op de eerste rij te staan, en waren standvastig in het bijwonen van het gezamenlijke gebed.
En bovendien kon het zijn dat iemand ziek was, en toch verliet hij het gezamenlijke gebed niet. Hij deed alle moeite om naar de moskee te gaan, zelfs al moest hij tussen twee mannen worden ondersteund, totdat hij in de rij kon staan – zoals is overgeleverd van ‘Abdoellāh ibn Mas‘oed – moge Allāh tevreden met hem zijn. Want ‘Abdoellāh ibn Mas‘oed vermeldde, in een geweldige overlevering, dat er een man werd gebracht, geleid door twee andere mannen, totdat hij in de rij rechtop werd gezet.
‘Abdoellāh ibn Mas‘oed is degene die zei: “Wie het verheugt om Allāh morgen (op de Dag des Oordeels) als moslim te ontmoeten, laat hem dan zorg dragen voor deze gebeden op de plaatsen waar ze worden uitgeroepen.” Dat wil zeggen: in de moskeeën. Laat niemand zeggen: “Het gezamenlijke gebed kan thuis”, of “in het hotel”, of “hier of daar” – nee, het gezamenlijke gebed is in de moskeeën, waar de adhān wordt verricht.
Vervolgens zei hij dat als jullie zouden bidden zoals de achterblijver in zijn huis bidt, jullie dan de Soennah van de Profeet ﷺ zouden hebben verlaten. Daarna zei hij: “En voorwaar, wij zagen in onze tijd: niemand bleef weg van het gezamenlijke gebed behalve een huichelaar wiens hypocrisie bekend was. En voorwaar, er werd een man gebracht, geleid door twee mannen…” Wat betekent “geleid”? Dat wil zeggen: deze man wordt vastgehouden door de één aan de ene kant en door de ander aan de andere kant, en hij leunt op hen beiden totdat hij in de rij staat – en zo verricht hij het gezamenlijke gebed met de moslims.
We moeten onszelf opvoeden, en we moeten ook onze zonen opvoeden zodat zij uitgaan naar dit gebed, zodat Allāh verwijdert wat er in onze harten is aan ziekte en huichelarij. Laten we zorg dragen voor het gezamenlijke gebed, ernaar uitkijken, ernaartoe haasten en eraan deelnemen, want het is een van de meest duidelijke onderscheidende kenmerken – ja, een van de meest kenmerkende eigenschappen van de huichelaars: dat zij achterblijven, zich niet bekommeren om het gezamenlijke gebed, en denken dat de duisternis hen zal verbergen.
Ook belangrijk is dat sommige mensen denken dat het gezamenlijke gebed slechts een soennah is volgens de meerderheid van de geleerden – maar dat is niet correct. Want als je gaat kijken naar de uitspraken van de geleerden en de boeken van de vier wetscholen, dan zul je zien dat de meerderheid van de geleerden juist van mening is dat het verplicht is (farḍ).
En als je leest in de biografieën van de salaf, zul je zien dat velen van hen streng waren en waarschuwden tegen het verwaarlozen van het gezamenlijke gebed. Op kop daarvan staan de imams van de tābi‘īn, zoals al-Ḥasan al-Baṣrī, al-Awzā‘ī en Imām al-Boekhārī.
Als je in Ṣaḥīḥ al-Boekhārī leest, dan zie je dat Imām al-Boekhārī een hoofdstuk heeft getiteld: “Hoofdstuk: de verplichting van het gezamenlijke gebed”.
Al-Awzā‘ī, al-Ḥasan al-Baṣrī, Ibrāhīm an-Nakha‘ī en vele anderen die over fiqh en kennis spraken, gaven aan en verduidelijkten dat er geen vrijstelling is voor het verlaten van het gezamenlijke gebed, behalve voor de zieke of degene die vreest (gevaar loopt). Zij waren streng hierin en benadrukten dat het achterblijven van het gezamenlijke gebed een kenmerk is van de huichelaars, en niet het gedrag van oprechte moslims.