Het gebed van iemand die Soerah al-Fātiḥah nog niet heeft geleerd
[Vraag]: Als een persoon Soerah al-Fātiḥah niet kent, is het dan verplicht voor hem om het te leren?
[Shaykh al-ʿOethaymien]: Ja, hij moet het leren omdat het reciteren ervan in het gebed verplicht is. Alle handelingen die nodig zijn om een verplichte handeling te voltooien, worden ook als verplicht beschouwd. Bijvoorbeeld, het is verplicht voor de persoon die geen water heeft om het te zoeken of te kopen voor de woḍoe’ of ghoesl als het wordt verkocht. Dit zoeken of kopen van water wordt verplicht omdat de handeling waarvoor het wordt uitgevoerd, eveneens verplicht is [d.w.z. het gebed].
Merk op dat het reciteren van al-Fātihah in het gebed niet pas verplicht wordt nadat iemand het heeft geleerd. Integendeel, het reciteren van al-Fātiḥah is een verplicht aspect van het gebed, ongeacht of men het heeft geleerd. Het is daarom verplicht voor hem om deze soerah te leren. Als de tijd tot het volgende gebed zo kort is dat hij het niet kan leren voor het gebed, mag hij iets reciteren uit de Koran dat hij kent en waarmee hij gemak vindt. Dit wordt ondersteund door de algemene uitspraak van de Profeet (ﷺ): “Reciteer uit de Koran wat voor jou gemakkelijk is”.
Als hij niets uit de Koran heeft gememoriseerd, mag hij de tasbīḥ zeggen: “Soebḥānallah, wal-ḥamdoellilāh, wa lā ilāha illallāh, wallāhoe akbar, wa-lā ḥawla wa-lā qowwata illā billāh”. Dit zijn vijf uitspraken.
[Vraag]: Hoe kunnen deze vijf uitspraken de plaats innemen van al-Fātiḥah die zeven verzen omvat?
[Shaykh al-ʿOethaymien]: Het is niet noodzakelijk dat een vervanging volledig gelijk is aan datgene wat wordt vervangen. Bijvoorbeeld, in de boetedoening voor een verbroken eed, kan iemand tien arme mensen kleden of voeden, ondanks het feit dat het uitgegeven geld meestal aanzienlijk verschilt tussen deze twee handelingen. Het geld dat aan deze handelingen wordt uitgegeven, is ook ongelijk aan de som die wordt uitgegeven om een dienaar (ʿabd) vrij te kopen. Het is dus niet vereist dat een vervanging in alle opzichten volledig overeenkomt met datgene wat wordt vervangen. Onze juristen (رحمهم الله) zeggen echter ook: Als deze persoon iets uit de Koran heeft gememoriseerd, behalve al-Fātiḥah, moet hij het reciteren, maar volstaan met een hoeveelheid die gelijk is aan die van Soerah al-Fātiḥah. Hierin maken ze onderscheid tussen dit en het zeggen van dhikr (d.w.z. het zeggen van Soebḥānallah, enz.), omdat als een persoon niet in staat is al-Fātiḥah te reciteren maar nog steeds een deel van de Koran kan reciteren, hij dit moet doen op een manier die zoveel mogelijk lijkt op wat hij niet kon bereiken. Dit is anders dan dat wat een volledige vervanging vertegenwoordigt [d.w.z. dhikr], die niet hoeft te lijken op wat het heeft vervangen.
Samenvattend, deze kwestie heeft verschillende niveaus. Het eerste is het reciteren van al-Fātiḥah. Als iemand dat niet kan, moet hij reciteren wat voor hem gemakkelijk is uit de Koran, buiten al-Fātiḥah. Als hij dit niet kan, moet hij de tasbīḥ [Soebḥānallah], taḥmīd [Al-ḥamdoellilāh], tahlīl [Lā ilāha illallāh], en de ḥawqalah [Lā ḥawla wa-lā qowwata illā billāh] zeggen.
Bron: Ash-Sharḥ al-Moemtiʿ 3:69-70
Vertaling: Moskee El Albani