Het gevaar van filosofie en manṭiq (filosofische rede of logica) — Shaykh ‘Arafāt ibn Ḥasan

Shaykh ‘Arafāt ibn Ḥasan al-Moḥammadī:
En dit behoort tot het mooiste wat al-Bādjī (moge Allāh hem genadig zijn) heeft gezegd over het uiteenzetten van de schadelijke gevolgen van al-falsafah (filosofie) en al-manṭiq (filosofische rede of logica). Deze woorden zijn waardevolle woorden waarmee hij zijn kinderen waarschuwde voor de wetenschap van filosofie en de wetenschap van al-manṭiq. Hij gaf aan dat deze twee wetenschappen gebaseerd zijn op koefr (ongeloof) en ilḥād (atheïsme of afwijking van het geloof). Helaas zijn deze wetenschappen binnengedrongen in de islamitische kennis en hebben zij velen die zich tot de islam rekenen, bedorven. Sommigen hebben zelfs openlijk het ongeloof uitgesproken vanwege de filosofie.
Deze wetenschap kwam uit Griekenland; de moslims kenden het niet. De Moe‘tazilah brachten het binnen (bij de moslims) tijdens het bewind van al-Ma’moen, de zoon van Hāroen ar-Rashīd. Hij geloofde erin, accepteerde het, en stelde de mensen op de proef met een grote beproeving: de beproeving van de schepping van de Koran (fitnatoe khalqi-l-qor’ān). Hij beproefde de geleerden en liet sommigen van hen doden.
Wat betekent de wetenschap van de filosofie? Wat betekent de wetenschap van al-manṭiq? Het betekent het zich afkeren van het Boek (de Koran) en de Soennah, en het bedenken van corrupte, nutteloze en valse methodes om het geloof (al-‘aqīdah) te bewijzen. Het is niet de methodiek van de salaf (de vrome voorgangers), noch die van de metgezellen of de tabi‘īn (de generatie na de metgezellen), maar de methodiek van de Grieken. Lege woorden, zonder enige waarde, vol van ilḥād en koefr. En iedereen die in deze beproeving is gevallen, zul je merken dat hij niet tot de mensen van ḥadīth (Ahl al-Ḥadīth) behoort, maar tot de mensen die het verst van ḥadīth afstaan — hij kent de ḥadīth niet en kent de Soennah niet.
En degenen die in deze dwaling zijn gevallen, maar daarna zijn teruggekeerd en berouw hebben getoond en dat ook hebben verduidelijkt — ook zij behoren niet tot de mensen van ḥadīth. Al-Ghazālī, al-Djoewaynī, ar-Rāzī, evenals ash-Shihristānī en een grote groep anderen — zij kennen de ḥadīth niet en hebben de Soennah niet bestudeerd, helaas. Je vindt hun boeken vol met zwakke, verzonnen en gefabriceerde overleveringen. Dat is de essentie van ‘ilm al-kalām (speculatieve theologie).
Daarom voerde ash-Shāfi‘ī debatten met deze moetakallimīn (aanhangers van ‘ilm al-kalām), en hij beschouwde hen zelfs als ongelovigen. Hij debatteerde met Ḥafs al-Fard — zo wordt hij genoemd — en verklaarde hem als ongelovige: “Jij bent een ongelovige in Allāh.” Want de wetenschap van al-manṭiq en filosofie leidt tot ongeloof, en dat is wat al-Bādjī ook zei: het is gebaseerd op koefr en ilḥād.
Het bewijs daarvoor zie je wanneer je hen vraagt: wat is de eerste verplichting voor de dienaren (van Allāh)? Ahl as-Soennah wal-Djamā‘ah zeggen: de eerste verplichting voor de dienaren is tawḥīd (het monotheïsme—het alleen aanbidden van Allāh), zoals Allāh zegt: {Weet dan dat niets of niemand het recht heeft aanbeden te worden behalve Allāh..} (47:19) En het bewijs is dat de Profeet ﷺ toen hij Moe‘ādh naar Jemen stuurde, hem opdroeg om hen eerst tawḥīd te onderwijzen: “Als zij dat van je accepteren, informeer hen dan dat Allāh hen vijf dagelijkse gebeden heeft verplicht…” Op die manier. Dit is de oproep (da‘wah) van Ahl as-Soennah wal-Djamā‘ah: de oproep tot tawḥīd.
‘Ilm al-kalām (speculatieve theologie), de filosofie, en al-manṭiq zijn allemaal wetenschappen die gebaseerd zijn op het zogeheten naẓar (rationele beschouwing of redenering). Zij zeggen: “De eerste verplichting is dat je nadenkt.” Hoe moet ik dan nadenken? “Kijk naar de hemelen en de aarde, en daarna zul je geloven dat er een Schepper is. Vervolgens ga je nadenken over de kwestie van aanbidding.” Maar dit is een van hun innovaties, en het is een leugen tegen Allāh en Zijn Boodschapper ﷺ. Ondanks dat er op sommige momenten iets meer diepgang wordt gegeven aan dit onderwerp, behoort deze beschrijving tot het beste wat er is gezegd om de onwetendheid van deze mensen te ontmaskeren, en om hun koefr, hun ilḥād en hun afwijking van de salaf (de vrome voorgangers) aan te tonen.
Daarom beschouwden de salaf deze moetakallimīn (aanhangers van ‘ilm al-kalām) als zanādiqah (huichelachtige ketters). Zij verklaarden hen ongelovig. Mālik, Aḥmed, ash-Shāfi‘ī, en al-Awzā‘ī — allen oordeelden over de mensen van al-kalām dat zij zanādiqah zijn, mensen van dwaling, mensen van innovatie, dat zij afgedwaald zijn, en dat zij een calamiteit en beproeving vormen voor de moslimgemeenschap. En [zij zeiden] dat wie ‘ilm al-kalām en filosofie bestudeert, niet zal slagen. Zo zeiden zij: “Hij zal niet slagen!”
Deze wetenschap bracht hen ertoe te beweren dat de Koran geschapen is — en het zeggen dat de Koran geschapen is, is puur ongeloof (koefr moedjarrad) volgens de consensus van de geleerden; er is hierover geen verschil van mening.
Bron: https://t.me/Arafatbinhassan/8384
Vertaling: moskee el albani