Iemand die met een onaangename geur naar de moskee komt — mag ik de gebedsrij verlaten als ik naast zo iemand bid?

Vraag:
Wat is de regelgeving over het onderbreken van het gebed en naar een andere plek gaan als er naast mij iemand is met een vieze geur, vooral omdat ik mogelijk een essentieel onderdeel van het gebed mis, namelijk: rust (الطمأنينة)?
Antwoord van Imām ibn Bāz:
Er is geen bezwaar tegen. Ik zeg: Er is geen bezwaar tegen het onderbreken van het gebed uit noodzaak vanwege de aanwezigheid van een vieze geur … die ervoor zorgt dat iemand niet devoot is en niet tot rust kan komen tijdens zijn gebed. Als hij het gebed onderbreekt om naar een andere plek te gaan, dan is daar geen probleem mee – in shā’ Allāh. Het is belangrijk om te weten dat degene met een vieze geur niet met anderen moet bidden. Het is verplicht voor hem om thuis te bidden als hij een sterke, storende geur heeft, zoals ernstige slechte adem (uit de mond) of sterke okselgeur. Hij moet dit probleem behandelen tot het verdwijnt. Het is hem niet toegestaan om anderen te storen. Als hij knoflook of ui heeft gegeten, mag hij niet naar de moskee komen. Hij moet wegblijven van de moskee tot de vieze geur verdwenen is. De Profeet (ﷺ) verbood namelijk degene die knoflook of ui had gegeten om de moskee te naderen, en hij beval dat zo iemand uit de moskee verwijderd moest worden. Als iemand een andere vieze geur heeft, zoals ernstige slechte adem die de mensen om hem heen hindert, dan mag hij zich verwijderen en naar een andere plek gaan. Ja.
Bron: binbaz.org.sa
Vraag:
Is het religieus oordeel voor iemand die rookt hetzelfde als voor iemand die uien, knoflook of prei heeft gegeten, omdat de biddende mensen daardoor worden gehinderd? En wat moet je doen als er iemand naast je staat in het gebed die rookt en een onaangename geur verspreidt?
Antwoord van Shaykh ‘Arafāt ibn Ḥasan:
Er bestaat geen twijfel dat het religieus oordeel hetzelfde is, omdat de reden (de ‘illah) verbonden is met het gevolg (de ma‘loel)—als de reden aanwezig is, geldt de regel, en als de reden afwezig is, geldt hij niet. De afkeer (karāhah) voor deze zaken komt door de onaangename geur, of het nu ui, knoflook, een sigaret of iets anders met een nare geur is. Elke onaangename geur..
Het is niet toegestaan voor de moslim, wanneer hij weet dat hij zo’n onaangename geur verspreidt—of dat nu uit zijn mond komt, van zijn lichaam of van zijn kleding—om samen met de moslims te bidden (in het gemeenschappelijk gebed). Dat is ḥarām (verboden)! Omdat je daarmee andere moslims hindert en ook de engelen. De engelen ondervinden immers hinder van datgene waarvan de mensen hinder ondervinden.
Zoals in Ṣaḥīḥ al-Boekhārī staat vermeld, kwam er eens een groep mensen van ver om het vrijdaggebed bij te wonen. De Profeet (ﷺ) zag hen, terwijl zij wollen kleren droegen, en zei: “Hadden jullie je maar gewassen (ghoesl verricht) voor deze dag van jullie.” Zij waren van ver gereisd, in de hitte, terwijl ze wol droegen, en daardoor verspreidden zij een onaangename geur – vooral in de begintijd van de islam [gebeurde dit vaak]. Daarom zei Ibn ‘Abbās dat de Profeet (ﷺ) aanvankelijk de grote wassing (ghoesl) voor het vrijdaggebed verplicht stelde—om die reden. De mensen waren arm, hadden weinig kleding, droegen wol en de moskee was hoe het was, waardoor er geuren ontstonden. Daarom maakte hij de ghoesl verplicht.
Ibn ‘Abbās vervolgde dat, toen Allāh de mensen later van meer welvaart voorzag en ze andere soorten kleding gingen dragen, de verplichting om op vrijdag de ghoesl te verrichten kwam te vervallen en het een aanbevolen (soennah) handeling werd. Waarom? Omdat de kwalijke geur was verdwenen.
Om deze reden is er een groep geleerden die de ghoesl voor het vrijdaggebed verplicht acht, puur vanwege deze reden (de onaangename geur), ook al is het in beginsel een sterk aanbevolen soennah (soennah moe’akkadah). Zij zeggen dat wie weet dat hij een onaangename geur verspreidt, terwijl mensen op vrijdag in groten getale naar de moskee komen, niet de ghoesl mag overslaan; hij moet zich verplicht wassen.
Dit geldt in feite voor elk gebed, omdat de reden (de ‘illah) verbonden is met het gevolg (de ma‘loel). Zolang de [onaangename] geur aanwezig is, bega je een zonde, omdat je de moslims en de biddende mensen hindert. Het bewijs hiervoor is dat de Profeet (ﷺ) beval om degenen die naar de moskee komen met de geur van knoflook of ui, weer weg te sturen (uit de gebedsruimte).