Iemand die sterft als moslim, maar niet op de manhadj van de Salaf—gaat hij naar de Hel? | Shaykh ‘Arafāt b. Ḥasan
Vraag:
Onze Shaykh, kan iemand die moslim is maar niet de manhadj (methodologie) van Ahl as-Soennah wal-Djamā‘ah volgt, het Paradijs binnengaan zonder afrekening of bestraffing, zoals al-Ḥaddādiyyah en al-Moemayyi‘ah?
Antwoord van Shaykh ‘Arafāt ibn Ḥasan:
Dit is de derde vraag. Zonder twijfel is het een belangrijke vraag die betrekking heeft op de gedoemde, afgedwaalde groeperingen. Het is bekend bij Ahl as-Soennah wal-Djamā‘ah dat bid‘ah (innovatie) in twee categorieën is verdeeld:
- Bid‘ah koefriyyah: Een vorm van bid‘ah die het niveau van ongeloof bereikt en een persoon buiten de Islām plaatst. Als iemand hierop sterft, is hij voor eeuwig in het Hellevuur. Zijn oordeel is dezelfde als die van de ongelovigen: er wordt geen [djanāzah] gebed voor hem gebeden en er wordt geen genade (raḥmah) voor hem gevraagd, omdat hij een ongelovige is.
- Er is ook een bid‘ah die niet het niveau van koefr (ongeloof) bereikt. Dit houdt in dat de persoon die deze bid‘ah begaat, zich schuldig maakt aan zonde en ongehoorzaamheid.
De Profeet (ﷺ) heeft duidelijk gemaakt dat deze oemmah zich zal opsplitsen in drieënzeventig groeperingen, en wat ons daarbij aangaat is dat tweeënzeventig daarvan allemaal in het Vuur zullen zijn. Deze uitspraak (van de Profeet ﷺ) “ze zijn allemaal in het Vuur” is een dreiging (wa‘īd) en maakt duidelijk dat deze groepen binnen de Islām vallen, maar dat zij grote zonden begaan—namelijk innovaties (bida‘).
Maar indien deze innovaties het niveau van koefr bereiken, zoals de innovatie van at-Tadjahhoem, de innovatie van al-Qadariyyah of de innovatie van ar-Rafḍ—het tot ongelovig verklaren van de Metgezellen—dan geldt dat wie hierop sterft zonder berouw, voor eeuwig in het Hellevuur verblijft.
Maar de vraag heeft betrekking op de tweeënzeventig groeperingen: of iemand nu Ikhwānī, Tablīghī, Ash‘arī is of tot andere afgedwaalde groeperingen behoort. Groeperingen die er niet per se voor zorgen dat degene die ze volgt buiten de Islām treedt—hij is echter nog steeds moslim.
De uitspraak (van de Profeet ﷺ) “ze zijn allemaal in het Vuur” is een dreiging (wa‘īd). Hoe gaan Ahl as-Soennah wal-Djamā‘ah om met dreigingen? Het is verplicht dat wij geloven in de teksten die dreigingen bevatten, ongeacht of zij in de Qor’ān of in de Soennah voorkomen. Wij bevestigen en geloven in deze teksten, en het is niet toegestaan om deze teksten te interpreteren met valse interpretaties. Maar deze teksten betekenen niet dat wij over een specifiek individu getuigen (dat hij in het Hellevuur is). Bijvoorbeeld, wanneer de Profeet (ﷺ) zegt “zij zijn allemaal in het Vuur”, dan kan jij niet naar een innoveerder gaan en zeggen: “O innoveerder! Jij gaat naar de Hel! Want de Profeet heeft gezegd ‘ze zijn allemaal in het Vuur’, en de geleerden hebben jou als innoveerder bestempeld, dus jij gaat naar de Hel!” Dit is onjuist! Ahl as-Soennah spreken niet op deze manier! Ahl as-Soennah getuigen niet over een specifiek individu op grond van wat deze dreiging impliceert; in plaats daarvan zeggen zij dat hij “onder de dreiging staat”.
Waarom getuigen Ahl as-Soennah wal-Djamā‘ah niet over een specifiek individu? Dat komt omdat er misschien voorwaarden zijn die niet vervuld zijn, of er zijn belemmeringen die verhinderen dat deze persoon in het Vuur zal komen. Bijvoorbeeld: het is algemeen bekend dat er bepaalde belemmeringen zijn die voorkomen dat de dreiging (wa‘īd) van toepassing is op een persoon. De persoon kan vóór zijn dood berouw hebben getoond, waardoor dit verhindert dat hij het Vuur binnengaat. Hij kan over goede daden (ḥasanāt) beschikken die [zijn zonden] uitwissen. Hij kan tegenslagen en rampen ondergaan die deze zonde uitwissen, waardoor Allāh hem vergeeft. Daarnaast kan hij in het graf beproevingen ondergaan die als kaffārah (kwijtschelding) dienen. Ook zijn er de verschrikkingen van de Dag des Oordeels. Er zijn ook shafā‘āt (bemiddelingen)—misschien zal een van de moslims of de Profeet (ﷺ) voor hem bemiddelen. Dit zijn allemaal belemmeringen die in aanmerking worden genomen door Ahl as-Soennah wal-Djamā‘ah. Daarom zeggen zij nooit met zekerheid over een moebtadi‘ (innoveerder) dat hij zeker in het Vuur zal zijn. In plaats daarvan zeggen zij: “Hij valt onder de dreiging (al-wa‘īd).”
Daar komt nog bij dat het bewijs misschien niet is geleverd tegen deze specifieke persoon. Mogelijk is hij onwetend en heeft hij iemand nodig die hem onderwijst en zijn shoebha (twijfel/misvatting) wegneemt. Het kan ook zijn dat hij een geleerde, een moedjtahid van Ahl as-Soennah is, die in een bid‘ah is vervallen door een [foutieve] interpretatie (ta’wīl). In dat geval is de dreiging (wa‘īd) niet van toepassing op hem. Daarom moeten we ons bewust zijn van de ernst van deze zaak, zodat we niet vervallen in de methodiek van de Khawāridj, noch in het tegenovergestelde—de methodiek van de Moerdji’ah. We moeten ieder het recht geven dat hem toekomt.
Wanneer Ahl as-Soennah wal-Djamā‘ah kijken naar de teksten die dreigingen bevatten, of deze nu gaan over de grote zonden of over innovaties, hanteren zij de volgende principes:
- Zij geloven in de teksten die dreigingen bevatten zonder ze verkeerd te interpreteren.
- Zij getuigen niet over een specifiek individu op basis van deze dreiging.
Maar in het algemeen zeggen wij zoals de Profeet ﷺ heeft gezegd: de tweeënzeventig gedoemde, afgedwaalde groeperingen zijn allemaal in het Vuur. Dat is wat Ahl as-Soennah wal-Djamā‘ah geloven en zij hebben dit ook duidelijk vermeld in hun boeken. Waarom? Omdat deze mensen niet zijn gestorven op ongeloof, maar gestorven zijn op bid‘ah (innovatie). Zij vallen dus onder de dreiging (al-wa‘īd).
En als iemand zou zeggen: “Betekent dit dat het toegestaan is voor mij om Allāh te vragen genade te hebben met een innoveerder die geen ongelovige was?” Dan zeggen wij: Ja, hij is immers nog steeds moslim. Maar laat dit niet openlijk zien aan de mensen, zodat zij zich niet laten misleiden door deze innoveerder. Als zij namelijk zien dat je Allāh om genade voor hem vraagt en erop gebrand bent om het [djanāzah] gebed over hem te verrichten, zullen zij denken dat hij tot de mensen van kennis behoort, of dat hij op het goede was. Je moet daarentegen strengheid tonen tegenover de mensen van innovatie door hen te mijden (boycotten) en tegen hen te waarschuwen. Dat was het gedrag van de Salaf: zij boycotten hen, boycotten hun bijeenkomsten en verrichtten geen [djanāzah] gebed over hen—niet omdat zij ongelovigen waren, maar om daarmee een afschrikmiddel te vormen voor anderen, zodat mensen ervan zouden leren en niet in deze bid‘ah zouden vervallen. Dit was dus de samenvatting.
De vragensteller zei: “Gaan deze innoveerders mogelijk het Paradijs binnen zonder afrekening en zonder bestraffing?” Wij zeggen: Integendeel, deze innoveerders staan onder de dreiging. Als Allāh wil, bestraft Hij hen; en als Allāh wil, vergeeft Hij hen, net zoals geldt voor de mensen die grote zonden begaan—tenzij hun innovatie het niveau van ongeloof bereikt. En vergeet ook niet dat onder die tweeënzeventig groeperingen hypocrieten (moenāfiqoen) en ketters (zanādiqah) zijn, die zich hebben ingedrongen [in onze rangen] om de religie van Allāh te corrumperen; voor hen geldt een ander oordeel. Maar wij hebben het over de innoveerder die niet buiten de Islām is getreden; in dit geval houden we vast aan de oorsprong (al-aṣl): Het is niet toegestaan om over een specifiek individu uit een van deze groeperingen met zekerheid te getuigen (dat hij in het Vuur zit). Maar deze groeperingen als geheel worden met de Hel bedreigd.
In de vraag werd als voorbeeld genoemd: “zoals al-Ḥaddādiyyah en al-Moemayyi‘ah.” Het woord Moemayyi‘ houdt niet per se in dat die persoon een moebtadi‘ (innoveerder) is. Dat is onjuist. Hoewel een aantal geleerden deze term gebruikten, zeiden zij niet: “Met het woord Moemayyi‘ bedoelen we dat die persoon een innoveerder is.” Echter zeggen we: zij zijn mensen bij wie een zekere zwakte is opgetreden en een zekere verzachting, waardoor zij zaken die bij de Salaf belangrijk waren ‘verwateren’, in de zin dat zij deze zaken verzachten, ermee laks worden en ze lichtvaardig behandelen. Ze noemen hem daarom Moemayyi‘ (iemand die verwatert). Dit betekent niet dat de term Moemayyi‘ altijd inhoudt dat iemand een innoveerder is—zoals bijvoorbeeld een Ikhwānī, Tablīghī of Ṣoefī. Dat is onjuist.
Wat betreft de Ḥaddādiyyah: ja, dat zijn mensen van innovatie en dwaling. Zij hebben ghoeloeww (extremisme) en zij halen de geleerden neer. Het neerhalen van de geleerden is een gevaarlijke bid‘ah! Want als je de geleerden neerhaalt, ondermijn je daarmee de waarheid.