“Ik ken geen daad die een persoon dichter bij Allāh brengt dan…”
Overgeleverd door ‘Atā ibn Yasār van Ibn ‘Abbās (moge Allāh tevreden met hem zijn), dat een man naar hem toe kwam en zei:
“Ik heb een vrouw ten huwelijk gevraagd, maar zij weigerde met mij te trouwen. Iemand anders vroeg haar ten huwelijk en zij wilde met hem trouwen. Uit jaloezie heb ik haar toen gedood. Is er voor mij enige mogelijkheid tot berouw?”
Ibn ‘Abbās vroeg: “Leeft je moeder nog?”
De man antwoordde: “Nee.”
Ibn ‘Abbās zei toen: “Toon berouw aan Allāh (de Almachtige) en zoek toenadering tot Hem zoveel als je kunt (door daden van aanbidding).”
Ik ging vervolgens naar Ibn ‘Abbās en vroeg: “Waarom vroeg je hem of zijn moeder nog leefde?”
Ibn ‘Abbās antwoordde: “Ik ken geen daad die een persoon dichter bij Allāh brengt dan het goed behandelen van de moeder.”
(Authentiek verklaard door al-Albani in Sahih al-Adab al-Moefrad)
عَنْ عَطَاءِ بْنِ يَسَارٍ عَنِ ابْنِ عَبَّاسٍ رضي الله عنه أَنَّهُ أَتَاهُ رَجُلٌ فَقَالَ إِنِّي خَطَبْتُ امْرَأَةً فَأَبَتْ أَنْ تَنْكِحَنِي وَخَطَبَهَا غَيْرِي فَأَحَبَّتْ أَنْ تَنْكِحَهُ فَغِرْتُ عَلَيْهَا فَقَتَلْتُهَا فَهَلْ لِي مِنْ تَوْبَةٍ قَالَ أُمُّكَ حَيَّةٌ قَالَ لاَ قَالَ تُبْ إِلَى اللهِ عَزَّ وَجَلَّ وَتَقَرَّبْ إِلَيْهِ مَا اسْتَطَعْتَ فَذَهَبْتُ فَسَأَلْتُ ابْنَ عَبَّاسٍ لِمَ سَأَلْتَهُ عَنْ حَيَاةِ أُمِّهِ فَقَالَ إِنِّي لاَ أَعْلَمُ عَمَلاً أَقْرَبَ إِلَى اللهِ عَزَّ وَجَلَّ مِنْ بِرِّ الْوَالِدَةِ
الأدب المفرد كتاب بر الوالدين باب بر الأم
صحيحه الألباني في صحيح الأدب المفرد