Is het absoluut verboden voor de vrouw om te gaan werken? — Shaykh ‘Arafāt ibn Ḥasan

Vraag:
Vrouwen die zich willen storten in het beroepsleven, beroepen zich op twee argumenten: ten eerste dat Khadījah – moge Allāh tevreden over haar zijn – handelaar was, en ten tweede dat de Boodschapper van Allāh (ﷺ) ons heeft opgedragen kennis op te doen en te vermeerderen. Is het toegestaan om op deze manier argumenten aan te voeren?
Antwoord van Shaykh ‘Arafāt ibn Ḥasan:
In de Naam van Allāh, alle lof zij Allāh, en vrede en zegeningen zij met de Boodschapper van Allāh. Ik getuig dat niets of niemand het recht heeft aanbeden te worden behalve Allāh, Hij heeft geen deelgenoten, en ik getuig dat Moḥammed Zijn dienaar en Boodschapper is – moge Allāh’s vrede en zegeningen met hem, zijn familie en metgezellen zijn. Voorts:
Voorwaar, het meest waarachtige woord is het Woord van Allāh, en de beste leiding is de leiding van Mohammed (ﷺ). De slechtste zaken zijn de nieuw geïntroduceerde (religieuze) praktijken, en elke nieuw geïntroduceerde praktijk is een religieuze innovatie (bid‘ah), en elke religieuze innovatie is een dwaling, en elke dwaling leidt naar het Vuur. Voorts:
Wat deze eerste vraag betreft, namelijk over de regelgeving omtrent van het werken van de vrouw:
De islam verbiedt niet op een absolute manier dat een vrouw werkt, als in: “Het is absoluut niet toegestaan voor een vrouw om te werken.” De islam is niet met zo’n verbod gekomen. Wel is het uitgangspunt bij ons, moslims, dat de vrouw haar plaats heeft in haar huis en dat zij daar verblijft. Dit is wat Allāh ﷻ in Zijn Boek heeft bevolen.
Maar wanneer een vrouw buitenhuis wil gaan werken, zijn daar richtlijnen en voorwaarden aan verbonden. Wat betreft het argument dat wordt ontleend aan Khadījah’s voorbeeld: was het maar zo dat de vrouwen net als Khadījah (moge Allāh tevreden over haar zijn) waren, en dat ze haar zouden navolgen in haar aanbidding, haar karakter en haar gehoorzaamheid. Zij – moge Allāh tevreden over haar zijn – is immers zonder twijfel de beste van alle vrouwen.
Wat deze vraag betreft, wil ik aangeven dat de geleerden voorwaarden en richtlijnen hebben genoemd voor wanneer een vrouw buitenshuis wil werken, als ze daar nood aan heeft. De eerste voorwaarde is dat zij toestemming vraagt aan haar walī (voogd), of dat nu haar echtgenoot of vader is. Pas na die toestemming mag zij buitenshuis gaan werken.
Bovendien moet zij zich houden aan haar islamitische kledingvoorschriften. Dit is een verplichting telkens wanneer een vrouw haar huis verlaat: dat zij islamitische kleding draagt die haar lichaam volledig bedekt, ondoorzichtig en losvallend (wijd, niet strak) is. Ook is het haar niet toegestaan om zich te parfumeren of wierook te gebruiken wanneer zij naar buiten gaat.
Voorts is het niet toegestaan voor een vrouw om in een gemengde werkomgeving te werken waar mannen en vrouwen vrij met elkaar omgaan (ikhtilāt). Er moet een scheiding zijn tussen mannen en vrouwen. Want volgens zowel de geleerden als verstandige mensen leidt gemengde omgang (tussen mannen en vrouwen) tot fitnah (verleiding, aanleiding tot zonde), en fitnah werd verboden door de Islamitische Wetgeving.
Als een vrouw zegt: “Ik ga naar mijn werk en vermijd gemengd contact met mannen. Ik draag mijn djilbāb en ik bevind mij nooit alleen in een ruimte met een [vreemde] man (khoelwah),” want dit is ook een van de voorwaarden en richtlijnen; namelijk het verbod op al-khoelwah (het alleen zijn met een vreemde man). Want als een man zich met een vrouw afzondert, dan is de duivel de derde van hen. Dit wekt [seksuele] verlangens op, leidt tot corruptie en zorgt ervoor dat men in het verboden vervalt. De Profeet (ﷺ) heeft dit verboden toen hij zei: “Een man mag zich niet afzonderen met een vrouw, tenzij er een maḥram bij is.”
En hoeveel verzen, overleveringen en verhalen heeft Allāh ﷻ ons in de Koran voorgelegd, die laten zien hoe die geweldige generatie – de generatie van de profeten en boodschappers en de generatie van de metgezellen – zich ver hield van fitnah (verleiding) en van alle zaken die een vrouw kunnen doen vervallen in het verboden.
En het verhaal (in Soerat al-Qasas) van de twee dochters van de man uit Madyan is ons niet vreemd. Toen hij (Mozes) voor hen water putte en zij (de twee vrouwen) zeiden: {Wij kunnen geen water geven (aan onze kudde) voordat de herders vertrokken zijn..} (28:23) trokken zij zich terug en liepen zij met bescheidenheid. Dit duidt op een goede opvoeding.
Dit zijn dus de belangrijkste voorwaarden en richtlijnen. Verder is het niet toegestaan dat een vrouw alleen reist voor haar handel of werk; een vrouw mag alleen reizen met een maḥram. Het is daarom niet nodig dat zij deze argumenten aanvoert om te bewijzen dat het werk van een vrouw niet verboden is — wij verbieden het werken van de vrouw namelijk niet. De islam heeft hier echter richtlijnen en voorwaarden voor vastgesteld (om dit in goede banen te leiden).
Daarom waarschuwen wij vrouwen en mannen voor de wijdverspreide ideeën die oproepen tot absolute gelijkheid tussen man en vrouw. De oorsprong van dit idee van absolute gelijkheid tussen man en vrouw is een seculier idee dat afkomstig is van de vijanden van de religie. Zij staan de vrouw toe om uit te gaan wanneer zij maar wil en op welke manier zij maar wil, waardoor de rechten van haar echtgenoot en haar kinderen verloren gaan. En zij staan toe dat een vrouw algemene bestuursfuncties (posities van publieke autoriteit) bekleedt, en ze willen de samenleving (van de moslims) verwestersen zodat die een kopie wordt van westerse samenlevingen.
Daarom adviseer ik vrouwen om zich hiervan bewust te zijn, want het is zeer gevaarlijk en het doel ervan is de vrouw te verpesten, niet om haar te verbeteren.
Bron: https://miraath.de/audios/ratschlaege-fragerunden/342-offene-fragerunde-februar-2021
Vertaling: moskee el albani