Wat maakt het gebed ongeldig? Wat is afgeraden in het gebed?
Zaken die het gebed ongeldig maken
Het gebed wordt ongeldig door de volgende zaken:
1. Het gebed wordt ongeldig door wat de rituele reinheid ongeldig maakt, omdat rituele reinheid een voorwaarde is voor de geldigheid ervan. Als de rituele reinheid ongeldig wordt, wordt het gebed ook ongeldig.
2. Lachen met geluid: dat is hardop lachen, want dit maakt het gebed ongeldig volgens consensus omdat het lijkt op praten, maar dan nog erger, en omdat het een gebrek aan respect en ernstigheid toont, wat in strijd is met het doel van het gebed. Glimlachen zonder geluid maakt het gebed echter niet ongeldig, zoals overgeleverd door Ibn Al-Moendhir en anderen.
3. Opzettelijk praten voor iets dat geen belang heeft voor het gebed: Overgeleverd van Zayd ibn Arqam (moge Allāh tevreden met hem zijn) dat hij zei: “Wij spraken in het gebed, en iemand van ons sprak met zijn buurman tijdens het gebed, totdat het volgende vers werden geopenbaard: {En sta voor Allāh in ootmoed} [2:238]. Hiermee werden wij opgedragen stil te zijn en werden wij verboden te spreken (tijdens het gebed).” Als iemand uit onwetendheid of uit vergeetachtigheid spreekt, maakt dit het gebed niet ongeldig.
4. Het passeren van een volwassen vrouw, een ezel of een zwarte hond tussen de biddende persoon en de plaats van zijn neerknieling: Zoals de Profeet (ﷺ) heeft gezegd: «Wanneer iemand van jullie bidt, wordt hij afgeschermd (met een soetrah [barrière]) als hij iets ter grootte van het achterste deel van een zadel voor zich heeft. Als hij niets ter grootte van het achterste deel van een zadel voor zich heeft, dan maakt een ezel, een vrouw en een zwarte hond zijn gebed ongeldig (indien zij voor hem passeren).» Het zadel is datgene waarop men op een kameel rijdt, vergelijkbaar met een zadel voor een paard, en de achterkant van het zadel is ongeveer een armlengte hoog. Deze hoogte is voldoende als barrière (soetrah).
5. Het opzettelijk ontbloten van de ‘awrah (private delen die bedekt moeten worden): Dit is eerder besproken bij de voorwaarden [van het gebed].
6. Het zich afwenden van de Qiblah (gebedsrichting naar Mekka): Omdat het zich richten naar de Qiblah een voorwaarde is voor de geldigheid van het gebed.
7. Het in contact komen met onreinheid (nadjāsah) door de biddende persoon, terwijl hij ervan op de hoogte is en het zich herinnert zonder het direct te verwijderen.
8. Het opzettelijk weglaten van een pilaar of voorwaarde van het gebed zonder geldig excuus.
9. Het zonder noodzaak verrichten van veel handelingen die niet bij het gebed horen, zoals het opzettelijk eten en drinken tijdens het gebed.
10. Het leunen zonder geldig excuus, omdat staan (al-qiyām) een voorwaarde is voor de geldigheid van het gebed.
11. Het opzettelijk toevoegen van een extra pilaar zoals extra neerbuiging (roekoe‘) of neerknieling (soedjoed), omdat dit de vorm van het gebed verstoort, waardoor het gebed ongeldig wordt volgens consensus.
12. Het opzettelijk wisselen van de volgorde van de pilaren, omdat het aanhouden van de juiste volgorde een pilaar is [van het gebed], zoals eerder besproken.
13. Het opzettelijk beëindigen van het gebed met de vredesgroet (salām) voordat het gebed is afgewerkt.
14. Het opzettelijk wijzigen van de betekenis tijdens het reciteren van het openingshoofdstuk (Soerat al-Fātiḥah), omdat dit een pilaar is.
15. Het verbreken van de intentie (voor het gebed) door te aarzelen (twijfelen) om het te verbreken, of door vastbesloten te zijn het te verbreken, omdat het blijven aanhouden van de intentie een voorwaarde is.
Zaken die afgeraden zijn tijdens het gebed
De volgende zaken zijn afgeraden in het gebed:
1. Het zich beperken tot het enkel reciteren van Soerat al-Fātiḥah in de eerste twee rak‘ahs (gebedseenheden) van het gebed, omdat dit in strijd is met de Soennah en leiding van de Profeet (ﷺ) in het gebed.
2. Het herhalen van Soerat al-Fātiḥah, omdat dit ook in strijd is met de Soennah van de Profeet (ﷺ). Maar als iemand het herhaalt omdat hij dit nodig vindt, bijvoorbeeld als hij geen nederigheid & concentratie had tijdens de recitatie waardoor hij het wil herhalen om geconcentreerd te zijn, dan is dit toegestaan, op voorwaarde dat dit niet leidt tot wasāwis (influisteringen, obsessieve gedachten).
3. Het licht afwenden van de blik (of rondkijken, of om zich heen kijken) tijdens het gebed zonder noodzaak, wegens de woorden van de Profeet (ﷺ) toen hij werd gevraagd over het afwenden van de blik (al-iltifāt) tijdens het gebed: «Het is iets dat de duivel wegpakt uit het gebed van een dienaar.» Wegpakken hier betekent: stelen en beroven. Echter, als dit uit noodzaak gebeurt, dan is het toegestaan, zoals bij het moeten spugen aan de linkerzijde tijdens het gebed als hij getroffen wordt door wasāwis (influisteringen); dit om zich heen kijken gebeurt uit noodzaak en het is iets wat de Profeet (ﷺ) heeft bevolen. Of als een vrouw [tijdens het gebed] bang is dat haar kind zal verdwalen, waardoor zij omkijkt (naar het kind) om hem in de gaten te houden, dan is dit toegestaan. Dit alles geldt voor het licht afwenden van de blik (of het licht om zich heen kijken), maar als iemand zich volledig omdraait of zich helemaal afwendt van de Qiblah, dan wordt zijn gebed ongeldig, tenzij er een geldige reden is zoals intense angst of iets dergelijks.
4. Het sluiten van de ogen tijdens het gebed, omdat dit lijkt op het gedrag van de vuur-aanbidders (madjoes) wanneer zij het vuur aanbidden. Er wordt ook gezegd dat het lijkt op het gedrag van de joden, en wij zijn verboden om de ongelovigen na te bootsen.
5. Het plat op de grond leggen van de armen tijdens het neerknielen, wegens de woorden van de Profeet (ﷺ): «Verricht het neerknielen (de soedjoed) op een correcte evenwichtige manier, en laat niemand van jullie zijn armen spreiden (op de grond) zoals een hond dat doet.» Dus de biddende persoon dient [tijdens de neerknieling] zijn armen van zijn zijden verwijderd te houden, hij dient ze van de grond getild te houden, en hij mag de dieren niet nabootsen.
6. Het veelvuldig friemelen (العبث) tijdens het gebed, omdat dit het hart bezighoudt en dus de concentratie & nederigheid verstoort die nodig is in het gebed.
7. Het plaatsen van de handen op de heupen (of taille) tijdens het gebed, wegens de overlevering van Aboe Hoerayrah (moge Allāh tevreden met hem zijn): “Het werd verboden voor een man om te bidden met zijn handen op zijn heupen.” ‘Āisha (moge Allāh tevreden met haar zijn) zei dat de reden achter de afkeurenswaardigheid hiervan is, dat de Joden dit doen.
8. As-sadl (السَّدْل), en het bedekken van de mond tijdens het gebed, wegens de overlevering van Aboe Hoerayrah (moge Allāh tevreden met hem zijn): “De Boodschapper van Allah (ﷺ) verbood as-sadl en het bedekken van de mond tijdens het gebed.” As-sadl betekent: dat de biddende persoon zijn kledingstuk over zijn schouder laat hangen zonder de uiteinden ervan over de schouders te werpen[1]. Er wordt ook gezegd dat het betekent dat het kledingstuk de grond raakt, wat neerkomt op al-Isbāl (kledij onder de enkels laten komen).
9. Het voorgaan (voorbijsteken) van de imām (in de handelingen van het gebed), wegens de woorden van de Profeet (ﷺ) zei: «Is degene die zijn hoofd opheft voordat de imam dat doet, niet bang dat Allāh zijn hoofd zal veranderen in het hoofd van een ezel, of zijn uiterlijk zal veranderen in dat van een ezel?»
10. Het in elkaar verstrengelen van de vingers (تشبيك الأصابع), omdat de Profeet (ﷺ) dit verbood voor iemand die de Wodoe heeft verricht en naar de moskee komt voor het gebed. Daarom is het des te meer afgeraden tijdens het gebed zelf. Wat betreft het in elkaar verstrengelen van de vingers buiten het gebed, dat is niet afgeraden, zelfs niet in de moskee, omdat de Profeet (ﷺ) dit deed in het verhaal van Dhoel Yadayn.
11. Het vastbinden (الكفّ) van het haar of de kleding tijdens het gebed, wegens de overlevering van Ibn ‘Abbās (moge Allāh tevreden met hem zijn): “De Profeet (ﷺ) beval ons om neer te knielen op zeven lichaamsbotten en beval ons om de kleding of het haar niet vast te binden (tijdens het gebed).” Het woord vastbinden (الكفّ) kan de betekenis hebben van “het samenbinden”, dus dan betekent dit dat men [het haar of de kleding] niet mag samenbinden en bijeenhouden. Of het kan de betekenis hebben van “het verhinderen”, dus dan betekent dit dat men [het haar en de kleding] niet mag verhinderen om vrij/los te hangen tijdens de soedjoed (neerknieling op de grond). En dit alles wijst op gedrag dat afleidt en in strijd is met de nederigheid & concentratie tijdens het gebed.
12. Het bidden wanneer het eten geserveerd wordt, of wanneer men dringend naar het toilet moet, wegens de woorden van de Profeet (ﷺ): «Er is geen gebed wanneer het eten geserveerd wordt, noch wanneer men dringend naar het toilet moet.» Wat betreft de afkeurenswaardigheid van het bidden wanneer het eten geserveerd wordt: dit is alleen afkeurenswaardig als men ernaar verlangt en men de mogelijkheid heeft om te eten, en het voedsel zich daadwerkelijk voor hem bevindt. Als het voedsel aanwezig (geserveerd) is, maar hij is aan het vasten, of hij is vol en heeft er geen trek in, of hij kan het niet eten omdat het voedsel erg warm is, dan is het in deze gevallen niet afgeraden om te bidden als het eten geserveerd is. Wat betreft het dringend naar toilet moeten: dit is als hij dringend moet urineren of zich dringend moet ontlasten. Dit alles werd verboden omdat dit het hart van de biddende persoon bezighoudt en zijn gedachten afleidt, wat in strijd is met de nederigheid & concentratie tijdens het gebed. Bovendien kan het ophouden van urine en ontlasting schadelijk zijn voor hem.
13. Het opkijken naar de hemel tijdens het gebed, wegens de woorden van de Profeet (ﷺ): «Laat degenen die hun ogen naar de hemel opheffen in het gebed daarmee ophouden, anders zullen hun ogen worden weggenomen.»
Bron: “al-Fiqh al-Moeyassar fī Ḍaw’i-l-Kitāb was-Soennah”, pg. 57 en verder (de referenties van alle genoemde ḥadīths vind je ook hier terug)
Vertaling: moskee el albani
Voetnoten: