De deugd van het veelvuldig uitspreken van ṣalāh (gebeden) over de Profeet ﷺ
Overgeleverd van ‘Abdoellah ibn Mas‘oed (moge Allāh tevreden over hem zijn) dat de Boodschapper van Allāh (ﷺ) zei: “De mensen die mij het meest nabij zijn op de Dag des Oordeels zijn degenen die het vaakst gebeden (ṣalāh) over mij uitspreken.”
Overgeleverd door At-Tirmidhī (484) en hij classificeerde het als ḥasan.
Ibn Ḥibbān zei in zijn Ṣaḥīḥ (911): “In deze overlevering is er een bewijs dat degenen die hem het meest nabij zijn aṣḥāboel-ḥadīth (de mensen van ḥadīth) zijn, aangezien er in deze gemeenschap geen mensen zijn die meer gebeden (ṣalāh) over hem uitspreken dan zij.”
عن عبد الله بن مسعود رضي الله عنه أن رسول الله صلى الله عليه وسلم قال: (أولى الناس بي يوم القيامة أكثرهم عليّ صلاة) رواه الترمذي(٤٨٤) وحسنه.
قال ابن حبان في صحيحه (٩١١): في هذا الخبر دليل على أن أولى الناس به أصحاب الحديث، إذ ليس في هذه الأمة قوم أكثر صلاة عليه منهم.