Hoe moeten wij omgaan met de ongelovigen? — Shaykh ‘Abdoellāh al-Qoṣayyir

De nobele geleerde Shaykh ‘Abdoellāh al-Qoṣayyir zei:
Het is niet toegestaan voor de moslim die in Allāh en de Laatste Dag gelooft, waar dan ook op de bewoonde wereld, de ongelovigen opzettelijk kwaad te berokkenen, hetzij door een misdaad of op een andere manier. Integendeel, hij moet uitnodigen tot de Islam, een rechtschapen voorbeeld van de Islam zijn en goed omgaan met degenen die geen oorlog voeren tegen de Islam. Hij moet hen een aantrekkelijk beeld van de Islam tonen dat hen ertoe brengt de religie te omarmen en van de Islam & zijn aanhangers te houden, opdat alle negatieve beelden verdwijnen die in hun gedachten zijn geplant door de vijanden van de islam: door het verdraaien van (het beeld van) de islam en zijn mensen, of door het misbruik maken van de fouten en daden van bandieten, criminele bendes, uitschot en de erfgenamen van de afgedwaalde Khawāridj (Kharijieten) onder alle groeperingen die zich toeschrijven aan de Islam maar er in feite van afwijken. Deze mensen hebben de Islam geschaad, een verkeerd beeld geschetst en vele mensen ervan doen afkeren. Hun vergelding bij Allāh zal volgen als zij geen berouw tonen.
Dit is iets dat noodzakelijk is. En wie hier enige onduidelijkheid over heeft, dient zich te wenden tot de mensen van kennis en fatwa, zodat hij duidelijkheid kan krijgen over wat te doen als hij om welke reden dan ook in het land van de ongelovigen moet verblijven—of dat nu voor een medische behandeling, studie, specialisatie of een uitzending door de leiders van de moslims is—zodat hij de regels leert betreffende de omgang met de mensen van dat land. Regels die niet in strijd zijn met de Islam, geen verkeerd begrip van de Islam veroorzaken en geen misdaden tegen ongelovigen inhouden—zelfs als zij ongelovigen zijn!
Dit moet begrepen worden! Deze kennis mag niet worden genomen van mensen die zich toeschrijven aan afgedwaalde moslimgroeperingen, zoals de Khomeinistische-Madjoesī Rāfiḍah groepering, de Moslimbroederschap (Ikhwān al-Moeslimoen), de Jamaat-e-Islami in India, Boko Haram in Afrika of soortgelijke takfīrī “jihadistische” onrechtvaardige groeperingen.
Deze (afgedwaalde) groeperingen onderhouden heimelijk loyaliteit aan de ongelovigen en hypocrieten, en zijn openlijk vijandig tegenover de ware Islam, de ware moslims en degenen die het pad van de vrome voorgangers en hun rechtschapen volgelingen bewandelen. Zij zijn geen bewijs of maatstaf voor de religie! Zij zijn misdadigers ten aanzien van de Islam! De juiste handelwijze is dat men hen tegenhoudt, met hen in discussie gaat en hen bewijzen voorlegt. Als zij de waarheid aanvaarden en zich daaraan onderwerpen, wordt hun vergeven. Zo niet, als zij dit niet aanvaarden, dan wordt er over hen geoordeeld naar wat zij wettelijk (volgens de Islam) verdienen—allen, ongeacht hun achtergronden! Want zij zijn misdadigers tegen de Islam en de moslims, en geven een verkeerd beeld van de Islam. Zij weren de mensen van het pad van Allāh, van de wetten van de Islam, van de rituelen van de religie en van de juiste geloofsleer (‘aqīdah).
Bron: Uitleg van “Al-Arba‘īn an-Nawawiyyah”, les 2, vanaf minuut 54