Zeven fundamentele vragen over de Islam

1. Wat is Islam?
Islam is een Arabische term die betekent: “Zichzelf onderwerpen aan de Almachtige God door Hem alleen te aanbidden, zich in gehoorzaamheid aan Hem over te geven en alle vormen van polytheïsme te verlaten.”
In tegenstelling tot de namen van andere religies is de term islam niet verbonden aan een mens, een tijd of een plaats. Zo is het boeddhisme genoemd naar de stichter Gautama Boeddha; verwijst het jodendom naar Juda, één van de zonen van de profeet Jakob (ook wel Israël genoemd); en verwijst het christendom naar Jezus Christus. De term islam verwijst daarentegen naar de onderwerping en aanbidding van de ene ware Heer en Schepper van het universum. Alleen door zijn wil te onderwerpen aan de Almachtige God kan de mens rust en succes verkrijgen, zowel in dit leven als in het Hiernamaals.
De islam leert dat de profeten van het jodendom en christendom in werkelijkheid de islam volgden (dat wil zeggen: moslims waren). Dit betekent dat zij zich volledig onderwierpen aan de Wil van de Almachtige God en Hem alleen aanbaden, zonder iemand anders naast Hem aan te roepen.
Daarom is de islam geen nieuwe religie, maar dezelfde goddelijke, geopenbaarde waarheid die God heeft geopenbaard aan al Zijn profeten, waaronder Noach, Abraham, Mozes, Jezus en Mohammed – moge Gods vrede en zegeningen met hen allen zijn.
2. Wie zijn de moslims?
Het Arabische woord “moslim” verwijst naar degene die de islam is binnengetreden en zichzelf heeft onderworpen aan de Almachtige God. De boodschap van de islam is bedoeld voor de hele mensheid, en iedereen die deze boodschap in geloof en daad aanvaardt, wordt een moslim.
Sommige mensen denken ten onrechte dat de islam een religie is die alleen voor Arabieren bestemd is. Niets is minder waar: meer dan 80% van de moslims wereldwijd zijn géén Arabieren. Hoewel de meeste Arabieren moslims zijn, zijn er ook Arabieren die christen, jood of atheïst zijn. Wie een blik werpt op de diversiteit binnen de islamitische wereld, van Nigeria tot Bosnië en van Marokko tot Indonesië, ziet dat moslims afkomstig zijn uit allerlei verschillende rassen, etnische groepen en nationaliteiten.
Vanaf het allereerste begin had de islam een universele boodschap voor alle mensen. Dit blijkt ook uit het feit dat sommige metgezellen van de Profeet Mohammed (vrede en zegeningen van God zij met hem) Perzen, Afrikanen en Byzantijnse Romeinen waren.
Moslim-zijn betekent volledige acceptatie en actieve gehoorzaamheid aan de openbaring van God. Een moslim baseert zijn geloof, waarden en overtuigingen dus op die openbaring.
In het verleden gebruikten sommige niet-moslims de term “Mohammedanen” om moslims aan te duiden. Deze benaming is onjuist en is het gevolg van ofwel opzettelijke verdraaiing, ofwel onwetendheid. Een van de redenen voor deze misvatting is dat Europeanen eeuwenlang geleerd kregen dat moslims de Profeet Mohammed aanbaden, net zoals christenen Jezus aanbidden. Dit is absoluut onjuist: voor een moslim is het niet toegestaan iets of iemand te aanbidden naast God.
Wie Mohammed (vrede en zegeningen van God zij met hem), of welke andere profeet dan ook, aanbidt, kan daarom geen moslim zijn. De islam staat niet toe dat profeten, “geesten” of heiligen worden aangeroepen of aanbeden.
3. Wie is Allah?
Heel vaak hoor je dat moslims de Arabische term “Allah” gebruiken. Het woord Allah is eenvoudigweg het Arabische woord voor de Almachtige God – Degene die als Enige recht heeft op aanbidding, zonder dat er deelgenoten aan Hem worden toegekend.
Als je een Arabische vertaling van de Bijbel zou openslaan, dan zie je dat overal waar in het Engels het woord “God” staat, in het Arabisch “Allah” staat. In feite lijkt de Arabische naam voor de Enige Schepper die aanbidding verdient, Allah, sterk op de benamingen voor God in andere Semitische talen. Zo is bijvoorbeeld het Hebreeuwse woord voor God: “Elah”.
Toch geloven veel niet-moslims om uiteenlopende redenen ten onrechte dat moslims een andere God aanbidden dan de profeten – zoals Abraham, Mozes en Jezus (vrede zij met hen) – aanbaden. Dit is echter niet waar, want het zuivere monotheïsme van de islam roept de gehele mensheid op om uitsluitend de God van Noach, Abraham, Mozes, Johannes, Jezus en Mohammed (vrede zij met hen allen) te aanbidden.
De Koran leert dat joden en christenen zijn afgeweken van de weg van de profeten door deelgenoten toe te kennen in de aanbidding en gehoorzaamheid aan God. Zo zoeken velen hulp, verlossing en bijstand bij profeten, heiligen en vrome mensen, wat in strijd is met het ware monotheïsme. Ook schrijven sommigen schepselen eigenschappen toe die alleen de Schepper bezit, zoals het vermogen om alles te horen en te zien. Al dit soort overtuigingen en praktijken worden in de islam beschouwd als polytheïsme (shirk).
4. Wie is Mohammed?
De laatste en definitieve Profeet die de Almachtige God naar de mensheid heeft gezonden, is de Profeet Mohammed (vrede en zegeningen van Allah zij met hem). Hij bracht de leringen van de islam over, legde ze uit en leefde ernaar – net zoals alle profeten vóór hem dat deden.
Hoewel andere religieuze gemeenschappen beweerden in één God te geloven en Hem alleen te aanbidden, raakten hun overtuigingen na verloop van tijd verdorven doordat zij hun profeten en heiligen als bemiddelaars tussen henzelf en God namen. Sommige religies gingen zelfs zo ver dat zij hun profeet zagen als een manifestatie van God, als ‘God in menselijke vorm’ of als ‘de Zoon van God’. Dit soort opvattingen leidde tot de aanbidding van schepselen in plaats van de Schepper.
Om de mensheid te beschermen tegen dergelijke vormen van afgoderij, benadrukte de Profeet Mohammed steeds dat hij slechts een mens was, belast met het verkondigen van Gods boodschap. Hij leerde de moslims om hem aan te duiden als “de Boodschapper van God en Zijn dienaar”.
Voor moslims is Mohammed het grootste voorbeeld voor de hele mensheid. Hij was de volmaakte profeet, een ware aanbidder, leraar, buur, echtgenoot, vader, leider en vriend. Het leven van de Profeet Mohammed vond plaats in het volle licht van de geschiedenis: ieder aspect ervan werd opgetekend en bewaard voor toekomstige generaties. Moslims hebben dus geen ‘blind geloof’ nodig in zijn bestaan of zijn leringen, want deze zijn historisch bewezen en betrouwbaar overgeleverd.
Zelfs toen zijn volgelingen nog maar weinigen waren, openbaarde Allah aan Mohammed dat hij was gezonden als barmhartigheid voor de werelden. Voor zijn zending als profeet waren de Joodse rabbijnen en de christelijke geestelijken hun geschriften gaan verdraaien, aanvullen of verliezen. Daarom beloofde Allah dat Hij Zelf de boodschap die aan Mohammed was geopenbaard zou beschermen, aangezien er na hem geen andere boodschapper meer zou komen.
Omdat alle profeten van God de boodschap van islam verkondigden – onderwerping aan Gods wil en aanbidding van Hem alleen – is Mohammed niet de eerste, maar de laatste Profeet van God. Zijn afkomst deelt hij met vele profeten uit de Bijbel: zo stamt Mohammed af van Ismaël, terwijl Jezus afstamt van Isaak – beiden zonen van de profeet Abraham (vrede en zegeningen van God zij met hen allen).
5. Wat zijn de leringen van de Islam?
De basis van het islamitische geloof is de aanbidding van God (Allah) alleen, zonder dat er deelgenoten aan Hem worden toegekend. Dit betekent geloven dat er slechts één Schepper en Voorziener is van alles wat bestaat, en dat niemand behalve Hij het waard is om aanbeden te worden.
Het ware geloof in monotheïsme houdt veel meer in dan alleen geloven dat er één God is in plaats van twee, drie of vier. Er zijn verschillende religies die beweren in één God te geloven en dat er uiteindelijk slechts één Schepper en Voorziener van het universum is. De islam echter benadrukt niet alleen dit, maar verwerpt ook alle bemiddelaars tussen God en de mens. Zij leert dat ieder mens zich rechtstreeks tot God moet wenden en alle aanbidding uitsluitend aan Hem moet toewijden.
Moslims zijn daarom verplicht Allah alleen aan te roepen in hun smeekbeden: zij vragen hulp van Hem, zoeken bescherming bij Hem en vertrouwen enkel op Hem.
De grootste dwaling is de bewering dat God Zijn schepselen niet rechtstreeks helpt of vergeeft. Door het overdrijven van de last van zonden, en door te beweren dat God jou niet direct kan vergeven, proberen sommige religies mensen te laten wanhopen aan de genade van God. Wanneer mensen eenmaal overtuigd zijn dat zij God niet rechtstreeks kunnen benaderen, worden zij gemakkelijk misleid om zich te wenden tot valse goden.
Deze valse goden kunnen vele vormen aannemen: heiligen in hun graftombes, engelen, geesten, of iemand waarvan wordt beweerd dat hij de zoon van God is of een incarnatie van God. In bijna alle gevallen beschouwen degenen die anderen naast God aanbidden, aanroepen of om hulp vragen dit niet als afgoderij. Zij beweren immers in één Allerhoogste God te geloven, maar smeken en aanbidden toch anderen naast Hem – zogenaamd als middel om dichter bij Hem te komen.
In de islam bestaat er een duidelijk onderscheid tussen de Schepper en de schepping. Er is geen enkele dubbelzinnigheid in goddelijkheid: alles wat geschapen is, verdient geen aanbidding. Alleen de Schepper is het waard om aanbeden te worden.
Sommige mensen geloven dat God in Zijn schepping aanwezig is of ermee één is. Dit heeft ertoe geleid dat zij hun aanbidding richten tot geschapen dingen om zo hun Schepper te “bereiken”. Anderen beweren dat God aanwezig is in afgoden, mensen of dieren. De islam leert echter dat God (Allah) de Allerhoogste is – verheven, boven en volledig onderscheiden van Zijn schepping, niet ermee vermengd.
De islam onderwijst dat God uniek is, niet omvat kan worden, en dat Hij geen zoon of deelgenoten heeft. Volgens het islamitische geloof heeft de Almachtige God geen kinderen en geen ouders – niet letterlijk, niet figuurlijk, niet metaforisch en niet metafysisch. Hij is absoluut Uniek, de Ene, de Altijd-Levende en de Eeuwige. Hij beheerst alles en is volledig in staat om Zijn oneindige genade en vergeving te schenken aan wie Hij wil. Daarom wordt Hij genoemd: de Almachtige, de Alwijze, de Alwetende en de Meest Genadevolle.
God heeft de mens geschapen om Hem te aanbidden, en wil daarom het beste voor de gehele mensheid. Moslims zien alles in de schepping als een teken van de Schepper en als een uitdrukking van Gods goedheid.
Het geloof in de eenheid van God is geen louter academisch concept. Het is een overtuiging die het hele leven doordringt en die iemands visie op de mensheid, de samenleving en alle aspecten van het bestaan bepaalt.
6. Wat is de Koran?
De Koran is de laatste openbaring en het daadwerkelijke gesproken Woord van God tot de hele mensheid (en de djinn), dat via de engel Gabriël is overgebracht aan de Profeet Mohammed (vrede zij met hem). De Profeet onderwees de Koran aan zijn metgezellen, die hem woord voor woord memoriseerden. Sindsdien is de Koran onafgebroken en publiekelijk gereciteerd door hun opvolgers tot op de dag van vandaag.
Kortom: de Koran is bij uitstek het Boek van leiding, afkomstig van God. Tot op heden wordt de Koran nog steeds gelezen, gememoriseerd en onderwezen door miljoenen mensen. De taal van de Koran – het Arabisch – is nog steeds een levende en gesproken taal voor miljoenen mensen. In tegenstelling tot de geschriften van andere religies wordt de Koran nog altijd door ontelbare mensen gelezen in de oorspronkelijke taal.
De Koran is een blijvend wonder in de Arabische taal: het is onmogelijk te evenaren in stijl, vorm en spirituele impact. Deze laatste openbaring aan de mensheid werd in een periode van drieëntwintig jaar geopenbaard aan de Profeet Mohammed (vrede zij met hem).
In tegenstelling tot vele andere religieuze boeken stond de Koran altijd bekend als het werkelijke en ware Woord van God. Het was niet het resultaat van besluiten van een religieuze raad, genomen vele jaren nadat het was opgeschreven. Tijdens het leven van de Profeet Mohammed werd de Koran al publiekelijk gereciteerd, zowel voor moslims als niet-moslims. Bovendien werd de Koran in zijn geheel opgeschreven tijdens het leven van de Profeet, en memoriseerden talloze van zijn metgezellen het Boek woord voor woord zoals het was geopenbaard.
In tegenstelling tot andere geschriften is de Koran altijd in handen geweest van de gewone gelovigen, en door de wijdverspreide memorisatie is hij perfect bewaard gebleven.
Wat betreft de leringen van de Koran: het is een universeel geschrift, gericht tot de gehele mensheid en niet tot een specifieke stam of een zogenaamd uitverkoren volk, zoals dat bij de Thora het geval was. De boodschap die de Koran brengt, is niet nieuw, maar dezelfde kernboodschap die aan alle profeten is meegegeven: onderwerp je aan God in gehoorzaamheid, aanbid Hem alleen, ken geen deelgenoten aan Hem toe, en volg de leiding van Zijn profeet.
Daarom legt Gods openbaring in de Koran de nadruk op het onderwijzen van de mensen over het belang van het ware monotheïsme (tawḥīd) en op het bouwen van hun leven rond Zijn leiding.
De Koran vertelt de verhalen van voorgaande profeten – zoals Adam, Abraham, Noach, Mozes en Jezus (vrede zij met hen allen) – als voorbeelden voor ons. Ook bevat het geboden en verboden van God. In deze moderne tijden, waarin velen gevangen zitten in twijfel, spirituele wanhoop en zogenoemde ‘politieke correctheid’, bieden de leringen van de Koran oplossingen voor de leegte in de levens van mensen en voor de onrust die de wereld in haar greep houdt.
Naast de Koran ontving de Profeet Mohammed (vrede zij met hem) nog een andere vorm van openbaring van zijn Heer, die tot op de dag van vandaag is bewaard gebleven: de Soennah (het profetische pad). De Soennah omvat de woorden, daden en stilzwijgende goedkeuringen van de Profeet Mohammed. Het legt de Koran uit en verduidelijkt zowel de geloofsovertuigingen als de daden van aanbidding van een moslim.
Elke moslim is verplicht zich te houden aan de leringen van de Profeet (vrede zij met hem).
7. Hoe ziet de islam de mens, het leven en het hiernamaals?
In de nobele Koran leert God dat de mens geschapen is om Hem te aanbidden, en dat kennis van de Schepper de basis vormt van alle ware aanbidding. Omdat de leringen van de islam alle aspecten van het leven en de ethiek omvatten, wordt vroomheid aangemoedigd in alle menselijke aangelegenheden.
De islam verduidelijkt dat alle menselijke daden beschouwd kunnen worden als daden van aanbidding, mits zij uitsluitend voor God worden verricht en in overeenstemming met Zijn goddelijke wetgeving (Sharīʿah). Aanbidding in de islam is dus niet beperkt tot religieuze rituelen alleen.
De leringen van de islam zijn een genade en genezing voor de menselijke ziel. Eigenschappen zoals nederigheid, oprechtheid, geduld en liefdadigheid worden sterk aangemoedigd, terwijl trots, hoogmoed, het afwijzen van de waarheid en zelfgenoegzaamheid streng worden verboden.
De islamitische kijk op de aard van de mens is realistisch en evenwichtig. De mens wordt niet gezien als erfelijk zondig, maar als een wezen dat zowel het goede als het slechte kan doen.
De islam leert ook dat geloof en daden hand in hand gaan. God heeft de mens vrije wil gegeven, en de maatstaf voor iemands geloof zijn zijn daden en handelingen. Tegelijkertijd is de mens zwak geschapen en vervalt hij regelmatig in zonden – dit is de menselijke natuur zoals God die in Zijn volmaakte wijsheid heeft bepaald.
De wegen van berouw staan echter altijd open voor iedereen, en God houdt van de berouwvolle zondaar. Het ware evenwicht van een islamitisch leven wordt gevonden in het hebben van zowel een gezonde vrees voor God als een oprecht vertrouwen op Zijn genade. Een leven zonder vrees voor God leidt tot zonde en ongehoorzaamheid, terwijl geloven dat men zoveel heeft gezondigd dat God niet meer kan vergeven, slechts tot wanhoop leidt. Daarom leert de islam dat alleen de ongelovigen wanhopen aan de barmhartigheid van hun Heer.
Daarnaast bevat de nobele Koran gedetailleerde informatie over het Hiernamaals, de Dag des Oordeels, het Paradijs en de Hel. Daarom geloven moslims dat alle mensen uiteindelijk door God beoordeeld zullen worden op hun geloof en daden in hun aardse leven. In dit oordeel zal Allah zowel genadig als rechtvaardig zijn: niemand zal belast worden met meer dan hij kan dragen, en niemand zal verantwoordelijk gehouden worden voor de zonden van een ander – behalve als hij die ander daarin onderwees of aanmoedigde.
Kort gezegd leert de islam dat het leven een test is, en dat alle mensen rekenschap zullen moeten afleggen bij God. Een oprecht geloof in het Hiernamaals is de sleutel tot het leiden van een evenwichtig en moreel leven. Wordt het leven daarentegen gezien als een doel op zichzelf, dan leidt dat ertoe dat mensen egoïstischer, materialistischer, hardvochtiger en immoreler worden.